Ingaande 31 december 2024 (klik hier voor eerdere versies van het Reglement) en klik hier om direct naar de toelichting te gaan.
EERSTE AFDELING – ALGEMEEN
Artikel 1 – Definities
In dit reglement hebben de volgende termen de volgende betekenis:
(a) “benoeming”: de benoeming van een arbiter door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge dit Reglement;
(b) “Bestuur”: het bestuur van het NAI;
(c) “dag”: een kalenderdag;
(d) “derde”: één of, voor zover van toepassing, meer (rechts)personen die een verzoek doen tot voeging of tussenkomst overeenkomstig artikel 43 of één of, voor zover van toepassing, meer (rechts)personen die door een partij in vrijwaring worden opgeroepen overeenkomstig artikel 43;
(e) “eiser”: één of, voor zover van toepassing, meer eisers;
(f) “kandidaat-arbiter”: een handelingsbekwame, natuurlijke persoon die overeenkomstig de derde en vierde afdeling als arbiter is voorgedragen om tot arbiter te worden benoemd;
(g) “NAI”: de Stichting Nederlands Arbitrage Instituut;
(h) “NAI Casemanagementcommissie”: de door het Bestuur ingestelde commissie wier leden zich toeleggen op het administreren van arbitrages zoals omschreven in het Reglement. De samenstelling van de NAI Casemanagementcommissie en de taken van haar leden zijn nader omschreven in Appendix A;
(i) “NAI-arbitrageplatform”: een digitaal systeem voor gegevensverwerking van het NAI waarop procesdeelnemers elektronisch stukken kunnen uitwisselen;
(j) “NAI Secretariaat”: de medewerkers van het NAI die zich toeleggen op de ondersteuning van het administreren van arbitrages door de leden van de NAI Casemanagementcommissie zoals omschreven in het Reglement en Appendix A;
(k) “overeenkomst tot arbitrage”: een overeenkomst waarbij partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan aan arbitrage te onderwerpen, alsmede de overeenkomst waarbij partijen zich verbinden om de enkele vaststelling van de hoedanigheid of de toestand van zaken, en/of de enkele bepaling van de hoogte van een schadevergoeding of van een verschuldigde geldsom, en/of de aanvulling of wijziging van de rechtsbetrekking zoals bedoeld in het eerste deel van deze zin aan arbitrage te onderwerpen;
(l) “partij(en)”: eiser en/of verweerder en/of een derde;
(m) “Reglement”: dit arbitragereglement van het NAI, met inbegrip van Appendices A, B, C, D, E en F, welke Appendices van dit arbitragereglement integraal deel uitmaken;
(n) “samenvoegingsderde”: degene die belast is met de beslissing op verzoeken tot samenvoeging zoals bedoeld in artikel 44 en Appendix E;
(o) “scheidsgerecht”: een scheidsgerecht bestaande uit één of meer arbiters dat is samengesteld in overeenstemming met de bepalingen van het Reglement of volgens de van toepassing zijnde regels van arbitragerecht in een arbitrage onder het Reglement;
(p) “Secretariaat van het Wrakingscomité”: de door het Bestuur aangewezen personen die zich toeleggen op de ondersteuning van de behandeling van wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 23 en Appendix B;
(q) “stukken”: processtukken en overige bescheiden, met inbegrip van op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, alsmede langs elektronische weg ingediende processtukken en overige bescheiden;
(r) “verweerder”: één of, voor zover van toepassing, meer verweerders;
(s) “voorzitter”: de overeenkomstig artikel 15 lid 7, artikel 16, artikel 17, artikel 18, artikel 41, artikel 42 of artikel 44, juncto artikel 15 lid 3 dan wel artikel 15 lid 2 onder (d) benoemde voorzitter van het scheidsgerecht, en in geval van een scheidsgerecht bestaande uit één arbiter, deze arbiter;
(t) “Wrakingscomité”: het comité dat belast is met de behandeling van wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 23 en Appendix B; en
(u) “Wrakingskamer”: de door de voorzitter van het Wrakingscomité samengestelde kamer die ingevolge artikel 23 en Appendix B over de gegrondheid van een wraking beslist.
Artikel 2 – Nederlands Arbitrage Instituut
1. Het NAI is een stichting opgericht naar Nederlands recht.
2. Het NAI beslecht zelf geen aan een scheidsgerecht voor te leggen of voorgelegde geschillen.
3. Beslissingen en/of handelingen van de leden van de NAI Casemanagementcommissie, het NAI Secretariaat, het Wrakingscomité, de Wrakingskamer, het Secretariaat van het Wrakingscomité en/of de samenvoegingsderde zijn bindend voor partijen en het scheidsgerecht, tenzij uit het Reglement anders voortvloeit.
4. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, worden partijen en (leden van) het scheidsgerecht geacht afstand te hebben gedaan van elk recht van beroep tegen, en elk recht op herziening of toetsing van, beslissingen zoals genoemd in lid 3.
Artikel 3 – Toepassingsgebied en wijzigingen van het Reglement
1. Het Reglement is van toepassing als partijen naar arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement hebben verwezen.
2. Het Reglement is van toepassing in de vorm die het heeft op het tijdstip waarop de arbitrage aanhangig wordt gemaakt. Wijzigingen van het Reglement zijn niet van kracht voor arbitrages die reeds aanhangig zijn op het moment van wijziging van het Reglement.
3. In afwijking van lid 2 zijn artikel 44 en artikel 48 leden 1 en 3 slechts van toepassing bij overeenkomsten tot arbitrage gesloten op of na 1 januari 2015 waarin partijen naar arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement hebben verwezen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Bij overeenkomsten tot arbitrage gesloten vóór 1 januari 2015 blijft artikel 45, en in verband daarmee artikel 1 onder (g), van het NAI Arbitragereglement 2010 van toepassing. In afwijking van lid 2 is artikel 42 lid 1 slechts van toepassing bij overeenkomsten tot arbitrage gesloten op of na 1 maart 2024.
Artikel 4 – Mededelingen
1. Alle communicatie geschiedt schriftelijk op de in dit artikel voorziene wijze.
2. Verzoeken, mededelingen of andere stukken zullen, behoudens het bepaalde in artikel 8 lid 3, artikel 9 leden 1 en 4, artikel 52 en artikel 54 lid 7, uitsluitend elektronisch worden verzonden, dit via e-mail dan wel door middel van verzending naar of plaatsing op het NAI-arbitrageplatform.
3. Als tijdstip waarop een verzoek, mededeling of ander stuk elektronisch is verzonden geldt:
(a) als gebruik wordt gemaakt van e-mail: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de verzender geen verantwoordelijkheid draagt; of
(b) als gebruik wordt gemaakt van het NAI-arbitrageplatform: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk op het NAI-arbitrageplatform is geplaatst.
4. Als tijdstip waarop een verzoek, mededeling of ander stuk elektronisch is ontvangen geldt:
(a) als gebruik wordt gemaakt van e-mail: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de ontvanger verantwoordelijkheid draagt; of
(b) als gebruik wordt gemaakt van het NAI-arbitrageplatform: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk is geplaatst op het NAI-arbitrageplatform.
Artikel 5 – Termijnen
1. Voor de toepassing van het Reglement vangt een termijn aan op de dag van verzending van een verzoek, mededeling of ander stuk en, als de verzending niet op de in artikel 4 voorziene elektronische wijze plaatsvindt, op de dag van ontvangst van een verzoek, mededeling of ander stuk, tenzij in het Reglement of door het scheidsgerecht uitdrukkelijk anders is bepaald.
2. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is bevoegd, op verzoek van een partij, het scheidsgerecht, of uit eigen beweging, de termijnen genoemd in artikel 6 leden 2 en 3, artikel 9 lid 4, artikel 13 lid 3, artikel 15 leden 4 en 7, artikel 16 leden 1 en 2, artikel 17 lid 2, artikel 18, artikel 26 leden 1 en 3, artikel 45 lid 2, artikel 46 lid 1, artikel 57 lid 4 en artikel 58 lid 4 te verlengen of te verkorten. Hetzelfde geldt voor de termijnen in artikel C7 lid 2, artikel C8 lid 1, artikel D3, artikel D4 leden 2 en 5, artikel D5, artikel D7 lid 2, artikel D9, artikel D10 lid 2, artikel D11 lid 1, artikel E2 lid 1 en artikel E5 lid 1.
3. Het scheidsgerecht is bevoegd, op verzoek van een partij of uit eigen beweging, in bijzondere gevallen een door het scheidsgerecht vastgestelde of door partijen overeengekomen termijn te verlengen.
Artikel 6 – Taal
1. Het geding wordt gevoerd in de taal of talen die partijen zijn overeengekomen of, bij het ontbreken van een dergelijke overeenkomst, in de taal of talen die door het scheidsgerecht is of zijn bepaald. Tot het moment waarop het scheidsgerecht de taal of talen heeft bepaald, is het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie bevoegd om de taal of talen voorlopig vast te stellen.
2. Tot het moment waarop het scheidsgerecht de taal of talen heeft bepaald zoals bedoeld in lid 1, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, op verzoek van de wederpartij of uit eigen beweging, verlangen dat een partij binnen een door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie bepaalde termijn een vertaling van de door haar ingediende verzoeken, mededelingen en/of andere stukken verstrekt in een taal die de wederpartij beheerst.
3. Onverminderd het bepaalde in leden 1 en 2, kunnen het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en het scheidsgerecht, als enig verzoek, mededeling of ander stuk is gesteld in een taal die het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie respectievelijk het scheidsgerecht niet beheerst, van de partij die het verzoek of de mededeling doet of het stuk overlegt, verlangen dat die partij binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie dan wel het scheidsgerecht bepaalde termijn zorg draagt voor een vertaling in een door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie dan wel het scheidsgerecht bepaalde taal.
4. Het scheidsgerecht kan voorzieningen treffen voor de aanwezigheid van een tolk op een zitting.
Artikel 7 – Vertrouwelijkheid van de arbitrage en publicatie van vonnissen, opdrachten en beslissingen
1. Een arbitrage is vertrouwelijk en alle bij een arbitrage direct of indirect betrokken personen zijn gehouden tot geheimhouding, behoudens en voor zover openbaarmaking uit de wet of de overeenkomst van partijen voortvloeit.
2. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal de kandidaat-arbiter een geheimhoudingsverklaring toesturen. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal de verklaring zoals bedoeld in artikel 13 lid 3, de arbitrageaanvraag, het korte antwoord en overige (proces)afspraken tussen partijen eerst aan de kandidaat-arbiter na ontvangst van de bevestiging van geheimhouding toezenden.
3. Het NAI is bevoegd een vonnis, een opdracht en een wrakingsbeslissing, zonder vermelding van de namen van partijen en met weglating van verdere gegevens die de identiteit van partijen zouden kunnen openbaren, te (laten of doen) publiceren, tenzij een partij tot uiterlijk twee maanden na dagtekening van het vonnis, de opdracht of de wrakingsbeslissing bij het NAI Secretariaat daartegen bezwaar heeft gemaakt.
TWEEDE AFDELING – BEGIN VAN DE ARBITRAGE
Artikel 8 – Arbitrageaanvraag
1. Een arbitrage wordt aanhangig gemaakt door de indiening van een arbitrageaanvraag bij het NAI Secretariaat. De arbitrage wordt geacht aanhangig te zijn op de dag van ontvangst van de arbitrageaanvraag door het NAI Secretariaat.
2. De arbitrageaanvraag bevat de navolgende gegevens:
(a) de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer, het e-mailadres en in voorkomend geval het btw-nummer van elk van partijen;
(b) de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de persoon of personen die eiser in de arbitrage vertegenwoordigen;
(c) het e-mailadres waarop en waarmee eiser voor de duur van de arbitrage en het bepaalde in artikel 52, artikel 54 en artikel 55 voor elektronische communicatie bereikbaar is;
(d) een korte omschrijving van het geschil;
(e) een duidelijke opgave van het gevorderde met een opgave van het geldelijk belang van elk van de vorderingen, inclusief rente, alsmede een schatting van het geldelijk belang van elk van de niet in geld gekwantificeerde vorderingen;
(f) een verwijzing naar de overeenkomst(en) tot arbitrage en eventuele overige overeenkomst(en) waarop de arbitrage betrekking heeft, waarbij afschriften van de desbetreffende overeenkomsten worden meegezonden;
(g) voor zover van toepassing, de overeenkomst van partijen betreffende de te volgen spoedbodemarbitrage zoals bedoeld in artikel 42 lid 2 dan wel, bij gebreke van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 42 lid 2, de voorkeur van eiser dienaangaande;
(h) voor zover van toepassing, de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de door eiser of door partijen voorgedragen kandidaat-arbiter(s);
(i) de wijze van samenstelling van het scheidsgerecht als partijen een wijze van samenstelling zijn overeengekomen die afwijkt van artikel 16;
(j) de overeenkomst tussen partijen betreffende het aantal arbiters, de kwalificaties van de arbiter(s), de plaats van arbitrage en de taal van de arbitrage dan wel, bij gebreke van een overeenkomst tussen partijen dienaangaande, de voorkeuren van eiser op deze punten;
(k) de naam van elke partij, niet zijnde partijen in de arbitrage, die een regeling heeft getroffen met een partij in de arbitrage voor de financiering van (tegen)vorderingen op grond waarvan de financierende partij een economisch belang heeft bij de uitkomst van de arbitrage. Als een dergelijke regeling eerst na indiening van de arbitrageaanvraag is getroffen met een partij in de arbitrage, dan zal deze informatie door deze partij zo spoedig mogelijk gedeeld worden met alle andere partijen in de arbitrage, de (kandidaat-) arbiter(s) en het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie; en
(l) voor zover van toepassing, overige bijzonderheden betreffende de arbitrale procedure, waaronder de mededeling of de arbitrage met toepassing van artikel 11 lid 1 aanhangig wordt gemaakt.
3. De arbitrageaanvraag wordt ingediend op één van de in artikel 4 lid 2 voorziene wijzen. Als dit voor eiser niet mogelijk is, kan de arbitrageaanvraag op andere wijze worden ingediend. Het NAI Secretariaat bevestigt aan eiser de ontvangst van de arbitrageaanvraag, onder vermelding van de dag van ontvangst.
4. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is bevoegd de behandeling van de arbitrageaanvraag op te schorten zolang deze niet voldoet aan de in lid 2 genoemde vereisten. De opschorting doet geen afbreuk aan het bepaalde in lid 1.
5. De arbitrageaanvraag kan worden ingetrokken tot de samenstelling van het scheidsgerecht is voltooid. Nadien is een intrekking slechts mogelijk met toestemming van het scheidsgerecht, nadat het partijen in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord. Artikel F2 lid 5 is onverkort van toepassing.
Artikel 9 – Korte antwoord
1. Het NAI Secretariaat zendt een afschrift van de arbitrageaanvraag onder vermelding van de dag van ontvangst daarvan aan verweerder en nodigt deze uit schriftelijk in het kort daarop te antwoorden. Eiser ontvangt gelijktijdig een afschrift van de uitnodiging.
2. Het korte antwoord bevat de volgende gegevens:
(a) de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer, het e-mailadres en in voorkomend geval het btw-nummer van verweerder;
(b) de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de persoon of personen die verweerder in de arbitrage vertegenwoordigen;
(c) het e-mailadres waarop en waarmee verweerder voor de duur van de arbitrage en het bepaalde in artikel 52, artikel 54 en artikel 55 voor elektronische communicatie bereikbaar is;
(d) een reactie op de in artikel 8 lid 2 onder (e), (f), (g), en (j) bedoelde gegevens en, voor zover het gaat om een voordracht van kandidaat-arbiter(s) door partijen, de in artikel 8 lid 2 onder (h), (i), en ook (j) bedoelde gegevens;
(e) voor zover van toepassing, de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de door verweerder of door partijen voorgedragen kandidaat-arbiter(s);
(f) de naam van elke partij, niet zijnde partijen in de arbitrage, die een regeling heeft getroffen met een partij in de arbitrage voor de financiering van (tegen)vorderingen op grond waarvan de financierende partij een economisch belang heeft bij de uitkomst van de arbitrage. Als een dergelijke regeling eerst na indiening van het korte antwoord is getroffen met een partij in de arbitrage, dan zal deze informatie door deze partij zo spoedig mogelijk gedeeld worden met alle andere partijen in de arbitrage, de (kandidaat-) arbiter(s) en het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie; en
(g) voor zover van toepassing, overige bijzonderheden betreffende de arbitrale procedure, waaronder een reactie op de door eiser genoemde bijzonderheden zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 onder (l).
3. In het korte antwoord kan verweerder met inachtneming van het bepaalde in artikel 31 lid 2 een tegenvordering tegen eiser instellen. De vereisten genoemd in artikel 8 lid 2 onder (d), (e), (f) en (l) zijn op het instellen van de tegenvordering van overeenkomstige toepassing.
4. Het korte antwoord wordt binnen veertien dagen na verzending van de in lid 1 bedoelde uitnodiging ingediend bij het NAI Secretariaat op één van de in artikel 4 lid 2 voorziene wijzen, onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan eiser. Als elektronische verzending voor verweerder niet mogelijk is, kan het korte antwoord binnen deze termijn onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan eiser op andere wijze worden ingediend bij het NAI Secretariaat. Het NAI Secretariaat bevestigt de ontvangst van het korte antwoord aan partijen.
Artikel 10 – Strekking van de arbitrageaanvraag en korte antwoord
1. De arbitrageaanvraag en het korte antwoord doen geen afbreuk aan het recht van partijen om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29, een memorie van eis respectievelijk een memorie van antwoord in te dienen.
2. Voor zover het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie bij de bepaling van een inschatting van het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en), bij de bepaling van het aantal arbiters en/of bij een rechtstreekse benoeming van de arbiter(s) is betrokken, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan de arbitrageaanvraag en het korte antwoord de nodige informatie ontlenen.
Artikel 11 – Meerdere overeenkomsten
1. Onverminderd de overige bepalingen in het Reglement, kunnen vorderingen met betrekking tot geschillen die uit meer dan één overeenkomst zijn ontstaan in één arbitrage worden behandeld voor zover deze geschillen tussen dezelfde partijen aan arbitrage bij het NAI of volgens het Reglement zijn onderworpen.
2. Als een partij voorafgaande aan de voltooiing van de samenstelling van het scheidsgerecht betwist dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, beslist het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie of het de arbitrage overeenkomstig het bepaalde in lid 1 administreert, dit vooruitlopend op een eventuele beslissing van het scheidsgerecht op grond van lid 3.
3. Zodra het scheidsgerecht is samengesteld kan een partij zich ten overstaan van het scheidsgerecht erop beroepen dat aan de voorwaarden van lid 1 niet is voldaan. Het scheidsgerecht beslist met inachtneming van het bepaalde in lid 1.
Artikel 12 – Beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht
1. Een partij die in de arbitrage is verschenen en die een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wenst te doen, dient dit te doen voor alle weren, te weten uiterlijk in de memorie van antwoord dan wel, bij gebreke daarvan, bij het eerste schriftelijke of mondelinge verweer na de samenstelling van het scheidsgerecht.
2. Door mee te werken aan de benoeming van de arbiter(s) op de wijze zoals voorzien in de derde en vierde afdeling verliezen partijen niet het recht om een beroep te doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.
3. Als een in de arbitrage verschenen partij heeft nagelaten zich in overeenstemming met het bepaalde in lid 1 op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht te beroepen, vervalt haar recht daarop later, in de arbitrage of bij de rechter, alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil niet vatbaar is voor arbitrage.
4. Het scheidsgerecht oordeelt over een beroep op zijn onbevoegdheid.
5. Als het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart, geldt de onbevoegdverklaring als een arbitraal vonnis. De bepalingen van de vijfde, zesde en zevende afdeling zijn onverkort van toepassing.
6. De overeenkomst tot arbitrage dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. Het scheidsgerecht is bevoegd te oordelen over het bestaan en de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan de overeenkomst tot arbitrage deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft.
7. Een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht verhindert niet dat het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de behandeling van de arbitrage administreert. Het Reglement is hierop van toepassing.
DERDE AFDELING – HET SCHEIDSGERECHT
Artikel 13 – De arbiter
1. Elke handelingsbekwame, natuurlijke persoon kan tot arbiter worden benoemd. Behoudens het in artikel 16 lid 3 en artikel 17 lid 4 bepaalde is geen persoon om reden van zijn of haar nationaliteit van benoeming uitgesloten.
2. Een arbiter zal zijn of haar opdracht onafhankelijk, onpartijdig en naar beste weten uitvoeren.
3. Een kandidaat-arbiter die het voornemen heeft de opdracht als arbiter te aanvaarden dient voorafgaand aan de benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een verklaring af te leggen waarin zijn of haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid, beschikbaarheid, elektronische bereikbaarheid volgens de bepalingen van het Reglement en aanvaarding van de opdracht, onder voorwaarde van benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, worden bevestigd. Een kandidaat-arbiter die het vermoeden heeft dat gerechtvaardigde twijfel zou kunnen bestaan over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, doet daarvan onder vermelding van de vermoedelijke reden(en) in de verklaring schriftelijk mededeling. Voorafgaand aan de benoeming zendt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de verklaring in afschrift aan partijen en, als het scheidsgerecht uit meer arbiters bestaat, aan de co-arbiter(s) dan wel aan de andere kandidaat-arbiter(s) en stelt een termijn vast waarbinnen partijen eventuele opmerkingen kunnen indienen.
4. Een arbiter die hangende de arbitrage het vermoeden krijgt dat gerechtvaardigde twijfel zou kunnen ontstaan over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, doet daarvan onverwijld onder vermelding van de vermoedelijke reden(en) mededeling aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, partijen en, als het scheidsgerecht uit meer arbiters bestaat, de co-arbiters.
Artikel 14 – Aantal arbiters
1. Het geding zal worden gevoerd ten overstaan van één arbiter of een ander oneven aantal arbiters.
2. Ingeval partijen het aantal arbiters niet zijn overeengekomen, of als de overeengekomen wijze van bepaling van het aantal arbiters niet wordt uitgevoerd en partijen niet alsnog tot overeenstemming komen over het aantal, stelt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie het aantal vast op één of drie, rekening houdend met de voorkeuren van partijen, de omvang van het geschil, het geldelijk belang van de vorderingen, de complexiteit van het geschil en het belang van partijen bij een efficiënte gedingvoering.
3. Indien de partijen een even aantal arbiters zijn overeengekomen, wordt een aanvullend arbiter als voorzitter benoemd overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 lid 2.
Artikel 15 – Samenstelling van het scheidsgerecht
1. De samenstelling van het scheidsgerecht is voltooid zodra de arbiter(s) is (zijn) benoemd.
2. De samenstelling van het scheidsgerecht vindt plaats op grond van de in deze bepaling en de artikelen 16 tot en met 18 genoemde wijzen van samenstelling.
3. Volgend op de voordracht van een kandidaat-arbiter benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie met inachtneming van het bepaalde in leden 6 en 7 de genoemde kandidaat-arbiter als arbiter. Op een rechtstreekse benoeming ingevolge lid 2 onder (d) is lid 6 van overeenkomstige toepassing.
4. Behoudens het bepaalde in artikel 18, artikel C2 lid 3 en artikel D4 lid 5, geschiedt een benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie binnen drie maanden nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt.
5. Bij de voordracht of de benoeming van kandidaat-arbiter(s) respectievelijk arbiter(s) op grond van het Reglement zullen partijen, de persoon of personen die hen vertegenwoordigen, de arbiter(s) en het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zich rekenschap geven van de voordelen van diversiteit en inclusiviteit.
6. Een persoon wordt ingevolge het bepaalde in deze afdeling en artikel C2, artikel D4 en artikel E5 door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet tot arbiter benoemd als de benoeming niet in overeenstemming is met het Reglement of de desbetreffende persoon naar het oordeel van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie onvoldoende waarborgen biedt voor een deugdelijke arbitrage.
7. Als de voordracht van de kandidaat-arbiter ingevolge lid 6 niet wordt gevolgd, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie binnen veertien dagen nadat het dit aan de kandidaat-arbiter, partijen en de al benoemde arbiter(s) kenbaar heeft gemaakt, de partij(en) die gerechtigd was dan wel waren de desbetreffende kandidaat-arbiter voor te dragen dan wel de samenvoegingsderde die op basis van artikel E5 lid 1 gerechtigd was de desbetreffende kandidaat-arbiter(s) voor te dragen, verzoeken een andere kandidaat-arbiter voor te dragen. Indien partijen benoeming op grond van de in artikel 17 genoemde lijstprocedure zijn overeengekomen, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, in overeenstemming met die procedure ten aanzien van andere dan in de aanvankelijke lijst vermelde personen, partijen verzoeken voorkeuren en/of bezwaren te uiten. Op grond van het vorenstaande zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, met in achtneming van het bepaalde in lid 6, een (co-)arbiter dan wel een voorzitter benoemen. Als dit niet resulteert in de benoeming van een arbiter, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de desbetreffende arbiter rechtstreeks benoemen.
Artikel 16 – Partijvoordracht voor kandidaat-arbiters
1. Voor een scheidsgerecht bestaande uit één arbiter zullen partijen, uiterlijk veertien dagen na de dag waarop het korte antwoord moet worden ingediend, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie in kennis stellen van de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de door hen gezamenlijk voorgedragen kandidaat-arbiter. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal deze kandidaat-arbiter ingevolge artikel 15 lid 3 benoemen. Als een dergelijke kennisgeving niet binnen deze periode door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is ontvangen, zal dit lid de arbiter rechtstreeks benoemen.
2. Als een scheidsgerecht bestaande uit drie of meer arbiters moet worden samengesteld, zullen eiser en verweerder in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord elk een kandidaat-arbiter voordragen om ingevolge artikel 15 lid 3 door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie als co-arbiter te worden benoemd. Als in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord voor de benoeming van een arbiter een voordracht achterwege blijft, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de desbetreffende arbiter rechtstreeks benoemen. De twee benoemde co-arbiters zullen binnen veertien dagen na een daartoe strekkend verzoek van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gezamenlijk met laatstgenoemde op grond van unanimiteit een voorzitter benoemen onder vermelding van de naam, het adres, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de voorzitter. Als een dergelijke benoeming niet binnen deze periode heeft plaatsgevonden, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de arbiter rechtstreeks benoemen.
3. Als in een arbitrage tussen partijen die niet dezelfde nationaliteit bezitten een scheidsgerecht uit drie of meer arbiters moet bestaan, kan elk van partijen in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord verlangen dat de voorzitter niet de nationaliteit van een van partijen bezit.
Artikel 17 – Lijstprocedure
1. Partijen kunnen in afwijking van de in artikel 16 voorziene wijze van samenstelling overeenkomen dat de arbiter(s) wordt dan wel worden voorgedragen in overeenstemming met de in dit artikel voorziene lijstprocedure. In geval van een voordracht van de kandidaat-arbiter(s) in overeenstemming met de lijstprocedure zendt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan partijen de in lid 2 bedoelde lijst zo spoedig mogelijk na ontvangst van het korte antwoord of, bij gebreke van indiening daarvan, na het verstrijken van de termijn voor indiening van het korte antwoord.
2. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zendt aan elk van partijen een gelijkluidende lijst met namen van personen. Deze lijst bevat ten minste drie namen ingeval één arbiter moet worden benoemd en ten minste negen namen, waarvan drie potentiële voorzitters, ingeval drie of meer arbiters moeten worden benoemd. Een partij kan op de lijst de namen van personen schrappen tegen wie bij deze partij overwegende bezwaren bestaan en de overblijvende namen in de volgorde van haar voorkeur nummeren. Niet wordt verlangd dat een partij een afschrift van de lijst aan de wederpartij toestuurt. Heeft het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een lijst niet binnen veertien dagen na verzending van een partij terugontvangen, dan wordt aangenomen dat alle daarop voorkomende personen voor die partij gelijkelijk als arbiter aanvaardbaar zijn.
3. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie nodigt, met inachtneming van de eventueel door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren, personen voorkomend op de lijst uit om als arbiter op te treden. Op basis van de door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie vervolgens de arbiter(s). Als uit de door partijen teruggezonden lijsten blijkt dat op de lijst onvoldoende personen voorkomen die voor elk van de partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, dan wel een persoon de uitnodiging van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie om als arbiter op te treden niet wil of kan aannemen dan wel om andere redenen blijkt niet als arbiter te kunnen optreden en onvoldoende personen zijn overgebleven die voor elk van partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overgaan tot de rechtstreekse benoeming van een persoon die niet was vermeld op de aan partijen verstrekte lijst.
4. Als in een arbitrage tussen partijen die niet dezelfde nationaliteit bezitten in overeenstemming met dit artikel een scheidsgerecht moet worden samengesteld, kan elk van partijen door kennisgeving aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord verlangen dat de voorzitter niet de nationaliteit van een van partijen bezit.
Artikel 18 – Een andere door partijen overeengekomen wijze van samenstelling van het scheidsgerecht
Als partijen een wijze van samenstelling van het scheidsgerecht zijn overeengekomen die afwijkt van artikel 16 of artikel 17, vindt de voordracht van (een) kandidaat-arbiter(s) om als arbiter(s) te worden benoemd plaats op de wijze zoals door partijen overeengekomen. Als de overeengekomen wijze van samenstelling van het scheidsgerecht geheel of ten dele niet binnen de door partijen overeengekomen termijn of, bij gebreke daarvan, binnen vier weken nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt is uitgevoerd, benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de desbetreffende arbiter(s) rechtstreeks.
Artikel 19 – Samenstelling van het scheidsgerecht bij meerdere eisers en/of verweerders
1. Als sprake is van meerdere eisers en/of verweerders en de wijze van samenstelling van het scheidsgerecht plaatsvindt zoals in artikel 16 voorzien, zullen, bij een scheidsgerecht bestaande uit drie of meer arbiters, eisers gezamenlijk en verweerders gezamenlijk een arbiter voordragen.
2. Als eisers gezamenlijk dan wel verweerders gezamenlijk er niet in slagen binnen de in artikel 16 lid 2 gestelde termijn een kandidaat-arbiter voor te dragen, zullen alle leden van het scheidsgerecht worden benoemd op de in artikel 17 voorziene wijze.
Artikel 20 – Beschikbaarstelling van het arbitragedossier
1. Onmiddellijk volgend op de benoeming van alle leden van het scheidsgerecht stelt het NAI Secretariaat het arbitragedossier beschikbaar aan het scheidsgerecht. Het NAI Secretariaat doet hiervan onverwijld mededeling aan partijen.
2. Nadat het NAI Secretariaat het arbitragedossier aan het scheidsgerecht overeenkomstig lid 1 beschikbaar heeft gesteld, zenden partijen hun verzoeken, mededelingen en andere stukken rechtstreeks aan het scheidsgerecht met gelijktijdige toezending daarvan aan alle andere partijen. Elk verzoek, mededeling of ander stuk wordt gelijktijdig aan het NAI Secretariaat gezonden. De voorgaande zin geldt tevens voor verzoeken, mededelingen of andere stukken van het scheidsgerecht aan partijen.
Artikel 21 – Ontheffing van opdracht
1. Een arbiter kan op eigen verzoek hetzij met instemming van partijen, hetzij met instemming van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van zijn of haar opdracht worden ontheven.
2. Een arbiter kan door partijen gezamenlijk van zijn of haar opdracht worden ontheven. Partijen doen direct mededeling van de ontheffing van de opdracht aan de desbetreffende arbiter en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, de co-arbiters, alsook aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie.
3. Een arbiter kan, als hij of zij rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn of haar opdracht te vervullen, op verzoek van een van partijen door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van zijn of haar opdracht worden ontheven.
4. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan uit eigen beweging een arbiter van zijn of haar opdracht ontheffen als hij of zij (i) rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn of haar opdracht te vervullen, of (ii) zijn of haar opdracht niet in overeenstemming met het Reglement uitvoert.
5. Een scheidsgerecht kan als het, ondanks herhaalde aanmaning, zijn opdracht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert, op verzoek van een van partijen door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van zijn opdracht worden ontheven.
6. In de gevallen genoemd in de leden 1, 3, 4 en 5 gaat het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet tot ontheffing van de opdracht over dan nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kenbaar te maken.
Artikel 22 – Vervanging van een arbiter
1. Een arbiter die, dan wel een scheidsgerecht dat, om welke reden dan ook van zijn of haar opdracht is ontheven, wordt vervangen volgens de regelen die van toepassing waren op de oorspronkelijke wijze van benoeming, tenzij partijen een andere wijze van vervanging zijn overeengekomen. Hetzelfde geldt bij overlijden van een arbiter.
2. Voor de duur van de vervanging van een arbiter dan wel een scheidsgerecht is het geding van rechtswege geschorst. Na de vervanging wordt het geding voortgezet in de stand waarin het zich bevond voorafgaand aan de vervanging, tenzij het scheidsgerecht de zaak geheel of gedeeltelijk opnieuw wenst te behandelen.
Artikel 23 – Wraking van een arbiter
1. Een arbiter kan door een partij in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel worden gewraakt als gerechtvaardigde twijfel bestaat over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Een partij kan een arbiter niet wraken als zij in diens benoeming heeft berust, tenzij de reden tot wraking haar eerst later bekend is geworden.
2. Een partij die redenen heeft een arbiter te wraken, legt daaraan redenen ten grondslag op straffe van verval van recht zich daarop later in het arbitraal geding of bij de rechter te beroepen.
3. De wrakende partij brengt de wraking, onder opgave van redenen, schriftelijk ter kennis van de betrokken arbiter, de wederpartij, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, de co-arbiters. De kennisgeving wordt gedaan binnen veertien dagen nadat de reden tot wraking aan de wrakende partij bekend is geworden.
4. Het scheidsgerecht kan op elk moment vanaf de dag van ontvangst van de kennisgeving, zoals bedoeld in lid 3, het arbitraal geding schorsen.
5. Trekt een gewraakte arbiter zich terug, dan impliceert dit niet een aanvaarding van de gegrondheid van de redenen tot wraking. Trekt een gewraakte arbiter zich terug, dan bericht het NAI Secretariaat dit schriftelijk aan partijen en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, de co-arbiters.
6. Trekt de gewraakte arbiter zich terug of wordt zijn of haar wraking door de Wrakingskamer gegrond bevonden, dan wordt de arbiter van zijn of haar opdracht ontheven en wordt hij of zij vervangen overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 lid 1.
7. Trekt een gewraakte arbiter zich niet binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van een tijdig uitgebrachte kennisgeving zoals bedoeld in lid 3 terug, dan wordt bij tijdige handhaving van de wraking op grond van artikel B3 lid 2 over de gegrondheid van de wraking door een Wrakingskamer beslist.
8. Op de wrakingsprocedure zoals bedoeld in dit artikel is Appendix B van toepassing.
Artikel 24 – Secretaris
1. Op verzoek van het scheidsgerecht kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een jurist als secretaris aan een scheidsgerecht toevoegen. Het bepaalde in artikel 7 lid 2, artikel 13, artikel 15 lid 3, artikel 21, artikel 22 en artikel 23 is van overeenkomstige toepassing op een secretaris.
2. De werkzaamheden van een secretaris worden uitgevoerd voor, namens en onder toezicht van het scheidsgerecht. Een secretaris heeft geen beslissingsbevoegdheid. Het is het scheidsgerecht niet toegestaan enige beslissingsbevoegdheid aan een secretaris over te dragen.
VIERDE AFDELING – PROCEDURE
Artikel 25 – Wijze van gedingvoering
1. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, bepaalt het scheidsgerecht de wijze waarop en de termijnen waarbinnen het geding zal worden gevoerd, met inachtneming van eventuele afspraken daarover tussen partijen, de bepalingen van het Reglement en de omstandigheden van de arbitrage.
2. Het scheidsgerecht behandelt partijen op voet van gelijkheid. Het scheidsgerecht stelt partijen over en weer in de gelegenheid hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten en zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle stukken en andere gegevens die in het geding ter kennis van het scheidsgerecht zijn gebracht. Bij zijn beslissing baseert het scheidsgerecht zijn oordeel ten nadele van een van partijen niet op stukken en andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten.
3. Het scheidsgerecht waakt tegen onredelijke vertraging van het geding en treft zo nodig, op verzoek van een partij of uit eigen beweging, maatregelen teneinde een rechtvaardige, efficiënte en finale beslechting van het geschil te bewerkstelligen.
4. Als een partij niet of op onvolledige wijze voldoet aan enige bepaling genoemd in de vierde afdeling dan wel aan een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht ingevolge de bepalingen van de vierde afdeling, kan het scheidsgerecht daaraan de gevolgtrekkingen verbinden die het geraden acht.
5. Partijen, de persoon of personen die hen vertegenwoordigen, het scheidsgerecht, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en het NAI Secretariaat zullen rekening houden met duurzaamheidsaspecten tijdens het verloop van het geding.
Artikel 26 – Regiezitting en bepalen procesorde
1. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie weken nadat het NAI Secretariaat het arbitragedossier aan het scheidsgerecht beschikbaar heeft gesteld overeenkomstig artikel 20 lid 1, vindt een regiezitting plaats. Het scheidsgerecht bepaalt het tijdstip en de plaats, alsmede de wijze waarop de regiezitting plaatsvindt.
2. Tijdens de regiezitting zal het scheidsgerecht in elk geval het volgende adresseren:
(a) mede gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 onder (e), het geldelijk belang van de vordering of elk van de vorderingen, inclusief rente, alsmede het geldelijk belang van niet in geld gekwantificeerde vorderingen;
(b) de vraag of, mede gelet op de aard van de zaak, de spoedbodemarbitrage zoals bedoeld in artikel 42 al dan niet moet of kan worden gevolgd;
(c) het gebruik van elektronische middelen, in het bijzonder het NAI-arbitrageplatform, alsmede de noodzaak van specifieke beveiligingsmaatregelen wanneer van elektronische middelen gebruik wordt gemaakt;
(d) de wens of noodzaak tot uitwisseling van nadere memories na de wisseling van de memorie van eis en de memorie van antwoord zoals bedoeld in artikel 29;
(e) voorkeuren betreffende de tussentijdse regiezitting zoals bedoeld in artikel 30;
(f) de bewijsvoering zoals bedoeld in artikel 34;
(g) de wens of noodzaak tot overlegging van stukken zoals bedoeld in artikel 35;
(h) de wens of noodzaak tot bewijslevering door middel van het horen van getuigen en/of deskundigen zoals bedoeld in artikel 36 en artikel 37 en de wijze waarop dit bewijs zal worden geleverd;
(i) aanwijzingen of maatregelen betreffende de bescherming van persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 63.
3. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twee weken na de regiezitting, stelt het scheidsgerecht na overleg met partijen de procesorde vast, dit met inbegrip van een (voorlopig) tijdschema voor het verdere verloop van de arbitrage, inclusief een voorlopige datum van het arbitraal vonnis met inachtneming van het bepaalde in artikel 46 lid 1.
Artikel 27 – Plaats van arbitrage
1. Als de plaats van arbitrage niet door partijen bij overeenkomst is bepaald, geldt Amsterdam als de plaats van arbitrage.
2. Ongeacht de plaats van arbitrage, kan het scheidsgerecht zitting houden, beraadslagen, getuigen en deskundigen horen op elke plaats, in of buiten Nederland, die het daartoe geschikt acht.
Artikel 28 – Verschijning in persoon of bij procesvertegenwoordiger
Elke partij kan in het geding in persoon verschijnen of zich doen vertegenwoordigen door een advocaat dan wel door een daartoe schriftelijk gevolmachtigde. Elke partij kan zich door personen van haar keuze doen bijstaan.
Artikel 29 – Wisseling van memories
1. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, worden eiser en verweerder door het scheidsgerecht in de gelegenheid gesteld een memorie van eis respectievelijk een memorie van antwoord in te dienen.
2. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, is het scheidsgerecht vrij te bepalen of nadere memories kunnen worden ingediend.
Artikel 30 – Tussentijdse regiezitting
Het scheidsgerecht kan in elke stand van het geding en zal in elk geval na de memorie van antwoord een, al dan niet door middel van elektronische middelen plaatsvindende, tussentijdse regiezitting gelasten voor het geven van inlichtingen, voor overleg over het verdere verloop van de arbitrage dan wel voor het beproeven van een schikking. Het scheidsgerecht kan daarbij ook de punten van artikel 26 lid 2 opnieuw adresseren. Het scheidsgerecht kan, na partijen te hebben gehoord, zijn voorzitter aanwijzen om de tussentijdse regiezitting te houden, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
Artikel 31 – Tegenvordering
1. Een tegenvordering is toelaatbaar als daarop dezelfde arbitrageovereenkomst als waarop de vordering is gebaseerd van toepassing is dan wel diezelfde arbitrageovereenkomst door partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend van toepassing is verklaard.
2. Een tegenvordering die niet uiterlijk bij memorie van antwoord wordt ingesteld dan wel, bij gebreke daarvan, niet uiterlijk wordt ingesteld bij het eerste schriftelijke of mondelinge verweer gevoerd nadat het NAI Secretariaat het arbitragedossier aan het scheidsgerecht beschikbaar heeft gesteld op grond van artikel 20 lid 1, kan nadien niet meer in dezelfde arbitrage worden ingesteld, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het scheidsgerecht.
3. Artikel 11, artikel 12, artikel 29, artikel 33, artikel 39, artikel 57, artikel 58 en Appendix F zijn op de tegenvordering van overeenkomstige toepassing.
Artikel 32 – Zitting
1. Het scheidsgerecht stelt partijen in de gelegenheid hun zaak op een zitting mondeling toe te lichten, tenzij partijen daarvan afzien. Het scheidsgerecht bepaalt het tijdstip en de plaats van de zitting, alsmede de wijze waarop de zitting plaatsvindt.
2. Het scheidsgerecht kan, behalve partijen en de personen genoemd in artikel 24, artikel 28, artikel 36 en artikel 37, na overleg met partijen andere personen op de zitting toelaten.
3. Behoudens in de gevallen voorzien in artikel 30 en artikel 34 lid 2 worden zittingen gehouden ten overstaan van het volledige scheidsgerecht.
4. Blijft een partij in gebreke, ofschoon daartoe behoorlijk opgeroepen, op een zitting te verschijnen, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht het arbitraal geding voortzetten en vonnis wijzen.
Artikel 33 – Wijziging van de vordering
1. Een partij kan haar vordering of de gronden daarvan schriftelijk veranderen of vermeerderen uiterlijk tot aan het begin van de laatste zitting of, als geen zitting plaatsvindt, uiterlijk bij de laatst toegestane memorie. Nadien is dit niet meer geoorloofd, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het scheidsgerecht. Een partij kan haar vordering(en) te allen tijde verminderen. Artikel F2 lid 5 is onverkort van toepassing.
2. De wederpartij is bevoegd tegen een verandering of vermeerdering van de vordering bezwaar te maken als zij daardoor in haar verweer onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor onredelijk wordt vertraagd. Het scheidsgerecht zal, nadat het partijen in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord, zo spoedig mogelijk op het bezwaar van de wederpartij beslissen.
3. Een niet verschenen partij zoals bedoeld in artikel 39 wordt door het scheidsgerecht in de gelegenheid gesteld zich over een verandering of vermeerdering uit te laten.
Artikel 34 – Bewijs in het algemeen
1. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, staan de bewijsvoering, de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijs ter vrije bepaling van het scheidsgerecht.
2. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht, na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, zijn voorzitter aanwijzen om getuigen of deskundigen te horen dan wel om een plaatsopneming of bezichtiging te houden.
Artikel 35 – Overlegging van stukken
1. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, gaan de memories zoals bedoeld in artikel 29 zoveel mogelijk vergezeld van de stukken waarop partijen zich beroepen.
2. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht, op verzoek van één van partijen of uit eigen beweging, inzage, een afschrift of een uittreksel van bepaalde, door het scheidsgerecht voor het geschil relevant geachte stukken bevelen van de partij die deze stukken tot haar beschikking heeft. Het scheidsgerecht bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop inzage, een afschrift of een uittreksel van stukken wordt verschaft.
Artikel 36 – Getuigen en deskundigen
1. Het scheidsgerecht kan partijen toestaan bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen en deskundigen, dan wel, op verzoek van één van partijen of uit eigen beweging, partijen bevelen om bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen en deskundigen.
2. Het scheidsgerecht kan de vorm bepalen waarin verklaringen van getuigen en deskundigen worden gegeven. Een partij kan bij de in artikel 29 bedoelde memories schriftelijke verklaringen van getuigen of door haar ingewonnen adviezen van deskundigen overleggen. Als een partij dit verzoekt of het scheidsgerecht dit bepaalt, wordt de deskundige door de partij die het advies heeft overgelegd opgeroepen om op de zitting een nadere toelichting te geven.
3. Als een mondeling verhoor van getuigen of deskundigen plaatsvindt, bepaalt het scheidsgerecht het tijdstip, de plaats en volgorde van het mondeling verhoor en de wijze waarop het verhoor zal plaatsvinden.
4. De namen van de getuigen of deskundigen die een partij wenst te doen horen, worden tijdig aan het scheidsgerecht en de wederpartij meegedeeld.
5. Als het scheidsgerecht het nodig oordeelt, hoort het de getuigen nadat deze de eed of de belofte hebben afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.
6. Het scheidsgerecht beslist of, en in welke vorm, een verslag van het verhoor wordt opgemaakt. Als de voorzitter in overeenstemming met artikel 34 lid 2 de getuigen of deskundigen hoort, dient in elk geval een verslag van het verhoor te worden opgemaakt.
Artikel 37 – Benoeming van een deskundige door het scheidsgerecht
1. Het scheidsgerecht kan één of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een schriftelijk advies. Het scheidsgerecht raadpleegt partijen over de aan de deskundige te verstrekken opdracht. Het scheidsgerecht zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de beslissing tot de benoeming van een deskundige en van de aan de deskundige gegeven opdracht aan partijen.
2. Als een partij de deskundige niet de door hem of haar vereiste inlichtingen verschaft of de door hem of haar benodigde medewerking verleent, kan de deskundige het scheidsgerecht verzoeken de desbetreffende partij daartoe opdracht te geven.
3. Na ontvangst van het rapport van de deskundige wordt dit in afschrift door het scheidsgerecht zo spoedig mogelijk aan partijen toegezonden.
4. Op verzoek van één van partijen worden de deskundigen in een zitting van het scheidsgerecht gehoord. Als een partij een dergelijk verzoek wenst te doen, deelt zij dit zo spoedig mogelijk mee aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij. Ter zitting stelt het scheidsgerecht partijen in de gelegenheid de deskundige vragen te stellen.
5. Onverminderd het in lid 4 bepaalde stelt het scheidsgerecht partijen in de gelegenheid zich uit te laten over het advies van de door het scheidsgerecht benoemde deskundigen.
Artikel 38 – Onderzoek ter plaatse
Het scheidsgerecht kan, op verzoek van één van partijen of uit eigen beweging, in of buiten Nederland, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen. Het scheidsgerecht stelt partijen in de gelegenheid bij de plaatsopneming of bezichtiging aanwezig te zijn en zich nadien over de plaatsopneming of bezichtiging uit te laten.
Artikel 39 – Verstek
1. Blijft eiser in gebreke binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn een memorie van eis zoals bedoeld in artikel 29 in te dienen of binnen een door het scheidsgerecht bepaalde termijn zijn vordering in overeenstemming met een opdracht van het scheidsgerecht naar behoren toe te lichten, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht bij vonnis, of op een andere wijze die het scheidsgerecht daartoe geschikt acht, een einde maken aan het arbitraal geding.
2. Blijft verweerder in gebreke binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn een memorie van antwoord zoals bedoeld in artikel 29 in te dienen, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld en zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht aanstonds vonnis wijzen.
3. Bij het vonnis bedoeld in lid 2 wordt de vordering geheel of gedeeltelijk toegewezen, tenzij deze het scheidsgerecht onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het scheidsgerecht kan, alvorens vonnis te wijzen, van eiser bewijs van één of meer van zijn stellingen verlangen.
Artikel 40 – Voorlopige voorzieningen in het algemeen
1. Een scheidsgerecht kan de volgende voorlopige voorzieningen treffen:
(a) tijdens een aanhangig arbitraal geding ten gronde kan het scheidsgerecht op verzoek van één van partijen, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, een met de ingestelde (tegen) vordering samenhangende voorlopige voorziening treffen;
(b) ongeacht of een arbitraal geding ten gronde aanhangig is kan in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, een daartoe afzonderlijk samengesteld scheidsgerecht op verzoek van één van partijen, met inachtneming van artikel 41, een voorlopige voorziening treffen in arbitraal kort geding. Als de plaats van arbitrage voor het arbitraal geding ten gronde niet is bepaald, geldt voor het arbitraal kort geding Amsterdam als plaats van arbitrage.
2. Het scheidsgerecht zoals bedoeld in lid 1 kan in samenhang met de voorlopige voorziening van elke partij het stellen van afdoende zekerheid verlangen, met inbegrip van zekerheidstelling voor de (tegen)vordering in de hoofdzaak en de kosten van het arbitraal geding ten gronde, deze met inbegrip van de kosten van jurdische bijstand.
3. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan de beslissing over de voorlopige voorziening worden genomen in de vorm van een opdracht van het scheidsgerecht of in de vorm van een arbitraal vonnis, waarop de bepalingen van de vijfde en zesde afdeling en artikel 7 lid 3 van toepassing zijn. Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een partij, nadat overige partij(en) in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord, onder vermelding van het verzoek, een opdracht van het scheidsgerecht omzetten in een arbitraal vonnis.
4. De beslissing over de voorlopige voorziening prejudicieert op geen enkele wijze het uiteindelijke oordeel van het scheidsgerecht in het arbitraal geding ten gronde.
Artikel 41 – Arbitraal kort geding
Het arbitraal kort geding zoals bedoeld in artikel 40 lid 1 onder (b) wordt aanhangig gemaakt in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in Appendix C. Voorts zijn op het arbitraal kort geding artikel 40 leden 2, 3 en 4 alsmede de eerste en zevende afdeling van toepassing. De bepalingen van de tweede tot en met de zesde afdeling zijn slechts van toepassing voor zover daarnaar in Appendix C wordt verwezen.
Artikel 42 – Spoedbodemarbitrage
1. De in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage is van toepassing als:
(a) de overeenkomst(en) tot arbitrage strekkende tot arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement op of na 1 maart 2024 is dan wel zijn gesloten;
(b) het in de arbitrageaanvraag door eiser gevorderde in totaal niet meer dan € 1.000.000 beloopt; en
(c) partijen de toepassing van de regeling voor spoedbodemarbitrage niet hebben uitgesloten.
2. Partijen kunnen, ook als niet is voldaan aan het bepaalde in lid 1, schriftelijk overeenkomen dat de in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage van toepassing is.
3. Een spoedbodemarbitrage wordt aanhangig gemaakt in overeenstemming met Appendix D.
4. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, zijn op een spoedbodemarbitrage de bepalingen van de eerste en zevende afdeling van overeenkomstige toepassing. De bepalingen van de tweede tot en met de zesde afdeling zijn op een spoedbodemarbitrage slechts van toepassing voor zover daarnaar in dit artikel en Appendix D wordt verwezen.
5. Als het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge het bepaalde in artikel D9 beslist dat de zaak niet geschikt is om te worden beslist in een spoedbodemarbitrage, dan wordt de zaak als bodemarbitrage voortgezet.
Artikel 43 – Voeging of tussenkomst en vrijwaring
1. Op schriftelijk verzoek van een derde die enig belang heeft bij een arbitraal geding waarop het Reglement van toepassing is, kan het scheidsgerecht deze toestaan zich daarin te voegen of tussen te komen, mits tussen partijen en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen in de arbitrage. Door de toelating van de voeging of tussenkomst wordt de derde partij in het geding.
2. Het verzoek wordt bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan partijen en aan het scheidsgerecht.
3. Ongeacht of tussen partijen en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen, stemt de derde door indiening van het verzoek tot voeging of tussenkomst ermee in dat de bepalingen van de zesde afdeling en zevende afdeling, behoudens artikel 61, van overeenkomstige toepassing zijn.
4. Op schriftelijk verzoek van een partij kan het scheidsgerecht deze toestaan een derde schriftelijk in vrijwaring op te roepen, mits tussen de belanghebbende partij en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen in de arbitrage.
5. Het scheidsgerecht stelt partijen en de derde, na ontvangst van een verzoek zoals bedoeld in leden 1 en 4, in de gelegenheid hun mening over het verzoek kenbaar te maken. Het scheidsgerecht laat een voeging, tussenkomst of vrijwaring niet toe als het scheidsgerecht van oordeel is dat met toelating ervan onredelijke vertraging van het arbitraal geding te verwachten valt. Het scheidsgerecht laat evenmin een vrijwaring toe als het scheidsgerecht het op voorhand onaannemelijk acht dat de derde verplicht zal zijn de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van de belanghebbende partij te dragen.
6. Het scheidsgerecht kan na ontvangst van een verzoek zoals bedoeld in leden 1 en 4, het geding schorsen. Na de opheffing van de schorsing of toelating van een voeging of tussenkomst dan wel vrijwaring bepaalt het scheidsgerecht de verdere gang van zaken van het geding, tenzij partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien.
Artikel 44 – Samenvoeging van arbitrale gedingen
1. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, kan een partij in overeenstemming met Appendix E ten aanzien van een aanhangig arbitraal geding waarop het Reglement van toepassing is een aan te wijzen samenvoegingsderde verzoeken de samenvoeging te gelasten met een ander aanhangig arbitraal geding waarop het Reglement van toepassing is.
2. Samenvoeging kan worden gelast voor zover:
(a) zij geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden; en
(b) tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
3. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, zijn op het verzoek tot samenvoeging en/of op de eventueel daaropvolgende benoeming van arbiter(s) en vaststelling van de beloning van arbiter(s) Appendix E alsmede de bepalingen van de zesde afdeling en zevende afdeling, behoudens artikel 61, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 45 – Vroegtijdige beslissing
1. Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht ten aanzien van één of meer juridische en/of feitelijke geschilpunten door middel van een vroegtijdige beslissing oordelen dat een (tegen)vordering of verweer:
(a) kennelijk niet-ontvankelijk is;
(b) kennelijk buiten de bevoegdheid van het scheidsgerecht valt; of
(c) kennelijk juridisch ongegrond is.
2. Het scheidsgerecht beslist, na de wederpartij gehoord te hebben, of het verzoek tot een vroegtijdige beslissing zoals bedoeld in lid 1 in behandeling kan worden genomen. Als het scheidsgerecht het verzoek in behandeling neemt, worden partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen alvorens het scheidsgerecht op het verzoek beslist. De vroegtijdige beslissing kan worden genomen in de vorm van een opdracht van het scheidsgerecht of in de vorm van een arbitraal vonnis, waarop de bepalingen van de vijfde en de zesde afdeling en artikel 7 lid 3 van toepassing zijn. Het scheidsgerecht doet uitspraak binnen dertig dagen nadat het scheidsgerecht partijen heeft meegedeeld dat het verzoek tot een vroegtijdige beslissing in behandeling wordt genomen.
VIJFDE AFDELING – VONNIS
Artikel 46 – Termijn
1. Het scheidsgerecht zal binnen acht weken na de laatste zitting zoals bedoeld in artikel 32 of na de laatst toegestane memorie van één van partijen in de arbitrage vonnis wijzen. In alle gevallen wordt het vonnis met bekwame spoed gewezen.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 54 en artikel 55, eindigt de opdracht van het scheidsgerecht door verzending van het eindvonnis aan partijen.
Artikel 47 – Soorten vonnis
Het scheidsgerecht kan een geheel of gedeeltelijk eindvonnis dan wel een tussenvonnis wijzen. Het scheidsgerecht kan overeenkomstig artikel 51 de inhoud van een schikking in een arbitraal vonnis vastleggen.
Artikel 48 – Beslissingsmaatstaf
1. Behoudens het bepaalde in artikel 3 lid 3, beslist het scheidsgerecht naar de regelen des rechts.
2. Ingeval partijen een rechtskeuze hebben gedaan, beslist het scheidsgerecht naar de door partijen aangewezen regelen des rechts. Als een dergelijke rechtskeuze niet heeft plaatsgevonden, beslist het scheidsgerecht volgens de regelen des rechts die het in aanmerking acht te komen.
3. Het scheidsgerecht beslist als goede personen naar billijkheid als partijen het daartoe bij overeenkomst opdracht hebben gegeven.
4. In alle gevallen houdt het scheidsgerecht bij de beslissing rekening met de toepasselijke handelsgebruiken.
Artikel 49 – Beslissing en ondertekening
1. Als het scheidsgerecht uit drie of meer arbiters bestaat, beslist het bij meerderheid van stemmen.
2. Als het scheidsgerecht uit drie of meer arbiters bestaat, kunnen procedurele zaken van ondergeschikt belang door de voorzitter worden beslist als daartoe door de co-arbiters bevoegdheid is verleend, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
3. Het vonnis dat de beslissing bevat wordt in ten minste drie exemplaren op schrift gesteld en door de arbiter, dit in geval een scheidsgerecht uit één arbiter bestaat, of door alle arbiters, dit in geval een scheidsgerecht uit meerdere personen bestaat, ondertekend.
4. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan het vonnis ook in elektronische vorm worden opgemaakt door het te voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
5. Weigert een minderheid van de arbiters te ondertekenen, dan wordt daarvan door de andere arbiters in het door hen ondertekende vonnis melding gemaakt. Een overeenkomstige melding vindt plaats als een minderheid niet in staat is te ondertekenen en niet verwacht kan worden dat het beletsel daartoe binnen korte tijd zal zijn opgeheven.
6. In het vonnis wordt geen melding gemaakt van de mening van een minderheid. Een minderheid kan haar mening in een afzonderlijk schriftelijk stuk aan de co-arbitersen partijen tot uiting brengen. Dit stuk wordt niet geacht deel uit te maken van het vonnis.
Artikel 50 – Inhoud van het vonnis
1. Het vonnis bevat in elk geval:
(a) de naam en de woonplaats van de arbiter, dit in geval een scheidsgerecht uit één arbiter bestaat, of de namen en woonplaatsen van alle arbiters, dit in geval een scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat;
(b) de namen en de woonplaatsen van partijen;
(c) een kort overzicht van de procedure;
(d) een weergave van de (tegen)vordering(en);
(e) de gronden voor de in het vonnis gegeven beslissing;
(f) de vaststelling en veroordeling tot betaling van de arbitragekosten zoals bedoeld in artikel 59;
(g) de vermelding of overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 het scheidsgerecht naar de regelen des rechts dan wel als goede personen naar billijkheid beslist;
(h) de beslissing;
(i) de plaats van de uitspraak zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 lid 1; en
(j) de dagtekening van de uitspraak.
2. Als het scheidsgerecht in de vorm van een opdracht een voorlopige voorziening treft dan wel een tussenvonnis of een gedeeltelijk eindvonnis wijst, kunnen de vaststelling van en veroordeling tot betaling van de arbitragekosten genoemd in lid 1 onder (f) worden aangehouden tot een later tijdstip in het geding.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder (e) geeft het vonnis geen gronden voor de gegeven beslissing als, nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt, partijen schriftelijk overeenkomen dat geen gronden voor de beslissing worden gegeven.
4. Het scheidsgerecht zendt een concept van het vonnis aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan met betrekking tot het bepaalde in lid 1 onder (a), (b), (c), (d), (f), (g), (i) en (j) aanbevelingen doen, dit zonder afbreuk te doen aan de beslissingsvrijheid van het scheidgerecht. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan het scheidsgerecht voorts wijzen op kennelijke reken- of schrijffouten in het concept van het vonnis of op daarin voorkomende andere kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen en op het daarin nalaten te beslissen over een of meer (tegen)vorderingen die aan het oordeel van het scheidsgerecht zijn onderworpen. Het scheidsgerecht blijft verantwoordelijk voor zowel de inhoud als de vorm van het vonnis.
Artikel 51 – Arbitraal schikkingsvonnis
1. Als gedurende het geding tussen partijen een schikking tot stand komt, kunnen partijen gezamenlijk het scheidsgerecht verzoeken de inhoud daarvan in een arbitraal vonnis vast te leggen.
2. Het in lid 1 bedoelde vonnis, houdende een schikking tussen partijen, geldt als een arbitraal vonnis waarop de bepalingen van deze afdeling, de zesde afdeling en artikel 7 lid 3 van toepassing zijn, met dien verstande dat het vonnis, in afwijking van het bepaalde in artikel 50 lid 1 onder (e), geen gronden voor de gegeven beslissing behoeft te bevatten.
Artikel 52 – Verzending en neerlegging van het vonnis
1. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zorgt namens het scheidsgerecht ervoor dat zo spoedig mogelijk een origineel van het vonnis aan partijen wordt toegezonden.
2. Een origineel van het vonnis wordt gedurende tien jaren in het archief van het NAI bewaard. Elke partij kan gedurende die periode het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie verzoeken een door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gewaarmerkt afschrift van een origineel van het vonnis te verstrekken.
Artikel 53 – Bindende kracht van het vonnis
Een arbitraal vonnis is bindend voor partijen met ingang van de dag waarop het is gewezen. Partijen verplichten zich ertoe het vonnis zo spoedig als mogelijk na te komen.
Artikel 54 – Rectificatie van het vonnis
1. Een partij kan tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken een kennelijke rekenfout, kennelijke schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent in het vonnis te verbeteren.
2. Als de gegevens, genoemd in artikel 50 lid 1 onder (a), (b), (i) en (j) onjuist zijn vermeld of geheel of gedeeltelijk in het vonnis ontbreken, kan een partij tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis het scheidsgerecht schriftelijk de verbetering van die gegevens verzoeken.
3. Het verzoek wordt bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan het scheidsgerecht en de wederpartij.
4. Het scheidsgerecht kan tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis ook uit eigen beweging tot de verbetering zoals bedoeld in lid 1 of lid 2 overgaan.
5. Voordat het scheidsgerecht op het verzoek zoals bedoeld in lid 1 of lid 2 beslist of uit eigen beweging tot verbetering zoals bedoeld in lid 4 overgaat, stelt het partijen in de gelegenheid zich daarover uit te laten.
6. Gaat het scheidsgerecht tot verbetering over, dan wordt deze door het scheidsgerecht in een apart stuk vermeld, welk stuk geacht wordt deel uit te maken van het vonnis. Het stuk wordt in ten minste drievoud opgesteld en bevat:
(a) de gegevens vermeld in artikel 50 lid 1 onder (a) en (b);
(b) een verwijzing naar het vonnis waarop het herstel betrekking heeft;
(c) de verbetering;
(d) de datum van de verbetering, met dien verstande dat de datum van het vonnis waarop de verbetering betrekking heeft bepalend blijft; en
(e) een ondertekening waarop het bepaalde in artikel 49 van toepassing is.
7. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zorgt ervoor dat het in lid 6 bedoelde stuk zo spoedig mogelijk aan partijen wordt toegezonden. Het bepaalde in artikel 52 is van overeenkomstige toepassing.
8. Wijst het scheidsgerecht het verzoek tot verbetering af, dan deelt het dit, door tussenkomst van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, aan partijen mee.
Artikel 55 – Aanvullend vonnis
1. Heeft het scheidsgerecht nagelaten te beslissen over een of meer (tegen)vorderingen die aan zijn oordeel waren onderworpen, dan kan een partij, tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis, het scheidsgerecht verzoeken een aanvullend vonnis te wijzen.
2. Het verzoek wordt bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan het scheidsgerecht en de wederpartij.
3. Voordat het scheidsgerecht op het verzoek beslist, stelt het partijen in de gelegenheid zich daarover uit te laten.
4. Een aanvullend vonnis geldt als een arbitraal vonnis waarop de bepalingen van deze afdeling van toepassing zijn.
5. Wijst het scheidsgerecht een verzoek tot een aanvullend vonnis af, dan deelt het dit, door tussenkomst van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, aan partijen mee.
ZESDE AFDELING – KOSTEN
Artikel 56 – Kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand
1. Onder de kosten van de arbitrage wordt verstaan:
(a) de administratiekosten;
(b) het honorarium van de arbiter(s) en de verschotten van de arbiter(s); en
(c) de overige kosten die de arbitrage naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijkerwijs met zich meebrengt.
2. De kosten van juridische bijstand maken geen onderdeel uit van de kosten van de arbitrage.
Artikel 57 – Administratiekosten
1. Bij de indiening van de arbitrageaanvraag is eiser, binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn, administratiekosten verschuldigd zoals deze worden vastgesteld door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig Appendix F.
2. Als verweerder een tegenvordering instelt, is verweerder, binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn, eveneens administratiekosten verschuldigd zoals deze worden vastgesteld door het verantwoordelijk lid van NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig Appendix F.
3. Met inachtneming van artikel F1 lid 3 en artikel F2 lid 4, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gedurende de procedure de administratiekosten verhogen als blijkt dat het totale geldelijk belang van de (tegen)vorderingen hoger is dan (aanvankelijk) aangenomen bij de vaststelling van de administratiekosten als bedoeld in leden 1 en 2. In geval van een verhoging van de administratiekosten, is eiser respectievelijk verweerder een aanvulling op de administratiekosten verschuldigd volgens het bepaalde in artikel F2.
4. Als na een tweede aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de door een partij verschuldigde administratiekosten niet binnen veertien dagen door het NAI zijn ontvangen, wordt deze partij geacht haar (tegen) vordering(en) te hebben ingetrokken. Deze partij wordt op grond van deze enkele intrekking niet belet dezelfde (tegen)vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.
Artikel 58 – Voorschot, honoraria en kosten van de arbiter(s)
1. Zo spoedig mogelijk na de samenstelling van het scheidsgerecht overlegt het scheidsgerecht met het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie over de hoogte van een voorschot voor het honorarium en de verschotten van de arbiter(s) die eiser dan wel verweerder ingevolge lid 2 verschuldigd is, welk voorschot bij ontvangst door het NAI in depot zal worden gehouden. De hoogte van het voorschot wordt vastgesteld door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig het bepaalde in artikel F3.
2. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal van eiser een voorschot verlangen. Als verweerder een tegenvordering heeft ingesteld, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ook van verweerder een voorschot verlangen. Uit het voorschot worden de in artikel 56 lid 1 onder (b) genoemde kosten betaald. Uit het voorschot worden tevens voldaan het honorarium en de verschotten van de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie benoemde secretaris, de door het scheidsgerecht benoemde deskundige, technische bijstand of tolk, indien en voor zover deze kosten door het scheidsgerecht zijn gemaakt. Als partijen neerlegging van het vonnis ter griffie zijn overeengekomen, wordt het voorschot ook aangewend ter voldoening van de kosten daarvan.
3. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan de hoogte van het voorschot opnieuw vaststellen overeenkomstig artikel F3 en aanvulling van het in depot te houden voorschot van eiser en/of verweerder verlangen tot uiterlijk veertien dagen na de laatste zitting of tot uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de door het scheidsgerecht laatst toegestane memorie.
4. Het scheidsgerecht is bevoegd de arbitrage ten aanzien van de (tegen)vordering(en) op te schorten zolang de desbetreffende partij het van haar verlangde voorschot niet heeft voldaan. Als het NAI het van een partij verlangde voorschot niet binnen veertien dagen na een tweede aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie heeft ontvangen, wordt die partij geacht haar (tegen)vordering(en) te hebben ingetrokken. Deze partij wordt op grond van deze enkele intrekking niet belet dezelfde (tegen) vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.
5. Van het voorschot in depot wordt door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan het scheidsgerecht en partijen mededeling gedaan.
6. In overleg met het scheidsgerecht stelt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig het bepaalde in artikel F3 voor (elk van) de arbiter(s) het honorarium en de verschotten naar redelijkheid vast.
7. Als een arbiter voorafgaand aan het laatste eindvonnis van zijn of haar opdracht is ontheven of de opdracht van het scheidsgerecht voorafgaand aan het laatste eindvonnis is beëindigd, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, op verzoek van de desbetreffende arbiter of van het scheidsgerecht en in overeenstemming met artikel F3 lid 7, voor (elk van) de arbiter(s) een vergoeding vaststellen voor het honorarium en de verschotten. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan in verband daarmee, in afwijking van het bepaalde in lid 3, aanvulling van het voorschot van eiser en/of verweerder verlangen.
Artikel 59 – Kostenveroordeling
1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 56, artikel 57, artikel 58 alsook het bepaalde in Appendix F, stelt het scheidsgerecht de kosten van de arbitrage vast.
2. Het scheidsgerecht veroordeelt een partij in de kosten van de arbitrage. De partij die in het ongelijk is gesteld wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de arbitrage, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het scheidsgerecht. Als partijen elk voor een deel in het ongelijk zijn gesteld, kan het scheidsgerecht partijen gedeeltelijk veroordelen in de kosten van de arbitrage.
3. Het scheidsgerecht kan de partij die in het ongelijk is gesteld veroordelen tot betaling van een redelijke vergoeding voor juridische bijstand van de partij die in het gelijk is gesteld, indien en voor zover deze kosten naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijk waren.
4. Bij het nemen van een beslissing over de verdeling van de kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand kan het scheidsgerecht acht slaan op de wijze van procederen alsmede op de vraag of elk van partijen een spoedig en efficiënt procesverloop heeft bevorderd. Als naar het oordeel van het scheidsgerecht een partij het arbitraal geding onredelijk heeft vertraagd, kan het scheidsgerecht dit in zijn beslissing over de verdeling van de kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand betrekken.
5. Het scheidsgerecht houdt bij de veroordeling tot betaling van de kosten rekening met het ingevolge artikel 58 gestorte voorschot. Voor zover het door een partij gestorte voorschot wordt aangewend voor betaling van de kosten van de arbitrage waarin de andere partij in overeenstemming met lid 2 is veroordeeld, wordt laatstgenoemde partij veroordeeld dit bedrag aan eerstgenoemde partij te vergoeden.
6. Veroordeling tot betaling van de kosten van de arbitrage en/of de kosten van juridische bijstand kan ook geschieden zonder dat dit door een partij uitdrukkelijk is gevorderd.
ZEVENDE AFDELING – SLOTBEPALINGEN
Artikel 60 – Tijdig bezwaar
Een partij die in het geding is verschenen, dient zonder onredelijke vertraging bezwaar te maken bij het scheidsgerecht, met een afschrift aan de wederpartij en het NAI Secretariaat, zodra zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat is gehandeld in strijd met of is nagelaten te handelen overeenkomstig enige bepaling van het Reglement, de overeenkomst tot arbitrage dan wel een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht. Laat een partij dit na, dan vervalt het recht daarop nadien, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen.
Artikel 61 – Bevoegde voorzieningenrechter
Als de plaats van arbitrage in Nederland is gelegen, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd voor de zaken als bedoeld in artikel 1027 lid 3 (benoeming van de arbiter(s)), artikel 1028 (bevoorrechte positie van een partij bij benoeming van de arbiter(s)) en artikel 1041a (horen van een onwillige getuige) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 62 – Niet voorziene gevallen
Onverminderd het bepaalde in artikel 25 lid 1 dient in alle gevallen die niet zijn voorzien in het Reglement te worden gehandeld in overeenstemming met de geest van het Reglement.
Artikel 63 – Verwerking van persoonsgegevens en informatiebeveiliging
1. De verwerking van persoonsgegevens door het NAI is onderworpen aan de toepasselijke regelgeving inzake bescherming van persoonsgegevens, alsmede aan de NAI-privacyverklaring die raadpleegbaar is op de website van het NAI.
2. Het NAI en het scheidsgerecht kunnen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bepalingen van dwingend recht, aanwijzingen geven met betrekking tot de beveiliging van informatie en/ of bescherming van (persoons)gegevens die bindend zijn voor partijen, en, in het geval van aanwijzingen van het NAI, ook voor het scheidsgerecht.
Artikel 64 – Beperking van aansprakelijkheid
Het NAI, zijn bestuursleden en werknemers, met inbegrip van de leden van de NAI Casemanagementcommissie, de leden van de raad van advies, de leden van het Wrakingscomité, de arbiter(s), de secretaris, de samenvoegingsderde, eventuele andere door (een van) hen in de zaak betrokken personen dan wel andere personen die uit hoofde van het Reglement een rol vervullen, zijn contractueel noch buitencontractueel aansprakelijk voor eventuele schade door eigen of andermans handelen of nalaten of door gebruik van hulpzaken in of rond een arbitrage, een en ander tenzij en voor zover dwingend Nederlands recht aan deze exoneratie in de weg zou staan. Het NAI, zijn bestuursleden en werknemers, met inbegrip van de leden van de NAI Casemanagementcommissie, zullen, voor zover zij op grond van het vorenstaande al aansprakelijk zijn, niet aansprakelijk zijn voor de betaling van enig bedrag dat niet door het voorschot is gedekt.
Artikel 65 – Forumkeuze
De rechtsverhouding tussen arbiter(s) en partijen, tussen arbiter(s) en het NAI en tussen het NAI en partijen, alsmede de rechtsverhouding tussen arbiters, partijen of het NAI en andere personen die uit hoofde van het Reglement een rol vervullen, wordt beheerst door Nederlands recht. De rechtbank Amsterdam is bevoegd tot kennisneming van alle geschillen die uit of met betrekking tot de genoemde rechtsverhoudingen ontstaan.
Appendices
APPENDIX A – DE NAI CASEMANAGEMENTCOMMISSIE EN HET NAI SECRETARIAAT
Artikel A1 – Taken en samenstelling
1. De leden van de NAI Casemanagementcommissie leggen zich toe op het administreren van arbitrages zoals omschreven in het Reglement en Appendix A. De NAI Casemanagementcommissie bestaat uit de als zodanig door het Bestuur aangewezen werknemers van het NAI. Het bestuur heeft geen inzage in of invloed op de administratie van individuele zaken. De NAI Casemanagementcommissie bestaat uit ten minste twee leden.
2. Het NAI Secretariaat ondersteunt de leden van de NAI Casemanagementcommissie bij de uitvoering van de leden van de NAI Casemanagementcommissie toekomende taken en bevoegdheden zoals genoemd in het Reglement. Tevens draagt het NAI Secretariaat zorg voor het in ontvangst nemen en het verzenden van stukken zoals voorzien in het Reglement. Het NAI Secretariaat bestaat uit Counsel, Legal Counsel en Case Managers.
Artikel A2 – Werkwijze
1. De leden van de NAI Casemanagementcommissie verdelen onderling het werk dat moet worden verricht op het administreren van de bij het NAI aanhangige arbitrages. De leden van de NAI Casemanagementcommissie kunnen, met het oog op afwezigheid of anderszins, werkzaamheden tijdelijk of blijvend aan elkaar overdragen. Voor partijen en arbiters is inzichtelijk welk lid van de NAI Casemanagementcommissie verantwoordelijk is voor de administratie van een specifieke arbitrage.
2. De leden van de NAI Casemanagementcommissie kunnen onderling overleg voeren over hun werkzaamheden op de arbitrages die zij administreren, ook waar het aangelegenheden in individuele arbitrages betreft.
3. De leden van de NAI Casemanagementcommissie worden voor hun werkzaamheden ondersteund door één of meer leden van het NAI Secretariaat. Voor partijen en arbiters is inzichtelijk welk lid van het NAI Secretariaat een lid van de NAI Casemanagementcommissie bij zijn werkzaamheden ondersteunt.
Artikel A3 – Besluitvorming van de leden van de NAI Casemanagementcommissie
Elk lid van de NAI Casemanagementcommissie is zelfstandig beslissingsbevoegd ten aanzien van het administreren van een specifieke arbitrage waarvoor het desbetreffende lid overeenkomstig artikel A2 lid 1 verantwoordelijk is.
APPENDIX B – WRAKINGSPROCEDURE
Artikel B1 – Taken van Wrakingcomité, Wrakingskamer en Secretariaat van het Wrakingscomité
1. Het Wrakingscomité is het door het Bestuur samengestelde comité dat belast is met de behandeling van wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 23 van het Reglement en Appendix B.
2. De Wrakingskamer is de door de voorzitter van het Wrakingscomité samengestelde kamer die over de gegrondheid van de wraking ingevolge artikel 23 van het Reglement en Appendix B beslist.
3. Het Secretariaat van het Wrakingscomité ondersteunt het Wrakingscomité en de Wrakingskamer bij de uitvoering van de aan hen toegekende bevoegdheden.
Artikel B2 – Samenstelling van Wrakingscomité, Wrakingskamer en Secretariaat van het Wrakingscomité
1. Het Wrakingscomité bestaat uit tenminste zes leden, waaronder in ieder geval één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter.
2. De leden van het Wrakingscomité worden benoemd en ontslagen door het Bestuur. Het Bestuur wijst uit de leden van het Wrakingscomité één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter aan.
3. Leden van het Bestuur, de werknemers van het NAI of de raad van advies van het NAI zijn niet benoembaar tot een lid van het Wrakingscomité.
4. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter van het Wrakingscomité neemt de plaatsvervangend voorzitter van het Wrakingscomité zijn of haar taken waar.
5. Een lid van het Wrakingscomité wordt benoemd voor een periode van maximaal vier jaar en is hoogstens eenmaal voor een periode van maximaal vier jaar herbenoembaar. Het Wrakingscomité stelt een rooster van aftreden op.
6. Een lid van het Wrakingscomité defungeert:
1. door zijn overlijden;
2. door zijn faillissement, surseance van betaling of schuldsanering;
3. bij het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
4. door aftreden volgens het rooster;
5. door schriftelijke opzegging;
6. door zijn ontslag door het Bestuur; of
7. door de aanvaarding van de benoeming tot lid van het Bestuur of van de raad van advies van het NAI alsook door indiensttreding bij het NAI.
7. Een Wrakingskamer wordt door de voorzitter van het Wrakingscomité samengesteld en bestaat uit drie leden van het Wrakingcomité.
8. Het Wrakingscomité heeft een secretariaat zoals bedoeld in artikel B1 lid 3. Het Bestuur wijst personen aan die van het Secretariaat van het Wrakingscomité deel uitmaken.
9. De leden van een Wrakingskamer en de leden van het Secretariaat van het Wrakingscomité ontvangen een door het bestuur te bepalen vaste vergoeding per wrakingsverzoek.
Artikel B3 – Werkwijze van Wrakingscomité en Wrakingskamer
1. Als bij een wraking zoals bedoeld in artikel 23 van het Reglement de gewraakte arbiter zich niet terugtrekt, stuurt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, voor zover de wrakende partij de wraking na het daartoe strekkend verzoek van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie uitdrukkelijk handhaaft, de kennisgeving van de wraking zoals bedoeld in artikel 23 lid 3 van het Reglement aan de voorzitter van het Wrakingscomité. Als de wrakende partij de wraking niet binnen veertien dagen na het daartoe strekkend verzoek van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie uitdrukkelijk handhaaft, wordt de wraking geacht te zijn ingetrokken.
2. De voorzitter van het Wrakingscomité stelt bij handhaving van de wraking zo spoedig mogelijk een Wrakingskamer samen uit drie leden van het Wrakingscomité die onpartijdig en onafhankelijk over de gegrondheid van de wraking beslist. De Wrakingskamer benoemt uit haar midden één voorzitter.
3. De Wrakingskamer stelt de wrakende partij binnen een door de Wrakingskamer te bepalen termijn in de gelegenheid de aan de kennisgeving van de wraking ten grondslag gelegde redenen zoals bedoeld in artikel 23 lid 3 van het Reglement, schriftelijk nader toe te lichten. De gewraakte arbiter, partijen en de co-arbiters worden in de gelegenheid gesteld binnen een door de Wrakingskamer te bepalen korte termijn schriftelijk te reageren op de kennisgeving van de wraking en op de nadere toelichting van de wrakende partij.
4. Alvorens de Wrakingskamer over de gegrondheid van de wraking beslist, vindt een mondelinge behandeling plaats tijdens welke de gewraakte arbiter, partijen en de co-arbiters in de gelegenheid worden gesteld mondeling te worden gehoord.
5. Voor het overige wordt de wrakingsprocedure ten overstaan van de Wrakingskamer gevoerd op de wijze als door de Wrakingskamer voor de desbetreffende wraking is bepaald. De Wrakingskamer beslist zo spoedig mogelijk over de gegrondheid van de wraking. De Wrakingskamer beslist bij meerderheid van stemmen. De beslissing en de gronden daarvan worden op schrift gesteld.
6. De op schrift gestelde beslissing van de Wrakingskamer wordt, met de gronden daarvan, door de voorzitter van de Wrakingskamer en bij diens ontstentenis door één van de andere leden van de Wrakingskamer ondertekend en wordt zo spoedig mogelijk door het Secretariaat van het Wrakingscomité aan partijen in de arbitrage, de gewraakte arbiter, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, aan de co-arbiters toegezonden. De beslissing van de Wrakingskamer kan op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 3 van het Reglement worden gepubliceerd.
7. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan de Wrakingskamer tijdens of volgend op de mondelinge behandeling mondeling uitspraak doen als een zodanig spoedeisend belang bestaat dat een volledige schriftelijke uitwerking van de beslissing niet kan worden afgewacht. De mondelinge uitspraak omvat de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing. Zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen twee weken na de mondelinge uitspraak wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 6 een volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen gesteld. De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge uitspraak alsmede de datum van vaststelling van de schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
8. In geval van misbruik van het wrakingsmiddel kan een Wrakingskamer bepalen dat een volgende wraking niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing van een Wrakingskamer melding gemaakt.
APPENDIX C – HET ARBITRAAL KORT GEDING
Artikel C1 – Arbitrageaanvraag
1. Het arbitraal kort geding, zoals omschreven in artikel 41 van het Reglement, wordt aanhangig gemaakt door de indiening van een aanvraag voor arbitraal kort geding bij het NAI Secretariaat.
2. Het arbitraal kort geding wordt geacht aanhangig te zijn op de dag van ontvangst van de aanvraag voor arbitraal kort geding door het NAI Secretariaat.
3. De aanvraag bevat de gegevens genoemd in artikel 8 lid 2 onder (a), (b), (c), (d), (e), (f), (k) en (l) van het Reglement, de overeengekomen plaats van arbitrage, de overeengekomen taal van de arbitrage en een omschrijving van de gronden van de vordering en van die waaruit het spoedeisend belang als vereist in artikel 40 lid 1 onder (b) van het Reglement blijkt. Artikel 8 leden 3 en 4 van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Een afschrift van de aanvraag met eventuele stukken wordt door eiser direct en deugdelijk ter kennis gebracht van elke verweerder. Het bewijs van kennisgeving aan elke verweerder wordt uiterlijk op de zitting genoemd in artikel C6 in het geding gebracht.
Artikel C2 – Samenstelling van het scheidsgerecht
1. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie rechtstreeks een kortgedingarbiter die in arbitraal kort geding uitspraak zal doen. Als partijen bij overeenkomst een wijze van benoeming van het scheidsgerecht en/of een aantal arbiters hebben bepaald, wordt daaraan bij de benoeming van de kortgedingarbiter zoals bedoeld in de eerste volzin van dit lid geen gevolg gegeven, tenzij partijen met zo veel woorden hebben voorzien in een wijze van benoeming van een scheidsgerecht in een arbitraal kort geding.
2. Elke handelingsbekwame, natuurlijke persoon kan tot arbiter in arbitraal kort geding worden benoemd. Geen persoon is om redenen van zijn of haar nationaliteit van benoeming tot arbiter in arbitraal kort geding uitgesloten. Artikel 13 leden 2, 3, 4, artikel 15 leden 2 onder (d) en 6, artikel 20, artikel 21, artikel 22 lid 2, artikel 23 en artikel 24 van het Reglement zijn onverminderd van toepassing. In de gevallen zoals bedoeld in artikel 22 lid 1 van het Reglement vindt benoeming van een nieuwe kortgedingarbiter plaats op de wijze zoals bepaald in lid 1.
3. De benoeming van het scheidsgerecht overeenkomstig de in dit artikel bepaalde procedure geschiedt zo spoedig mogelijk nadat het arbitraal kort geding aanhangig is gemaakt.
Artikel C3 – Wijze van gedingvoering
1. Op de wijze van gedingvoering in arbitraal kort geding zijn de bepalingen van artikel 25, artikel 27, artikel 28, de artikelen 33 tot en met 39 en artikel 43 van het Reglement van overeenkomstige toepassing.
2. Als het scheidsgerecht van oordeel is dat de zaak onvoldoende spoedeisend is of te ingewikkeld is om in arbitraal kort geding te worden beslist, kan het op die grond de vordering geheel of gedeeltelijk afwijzen onder verwijzing van partijen naar arbitrage ten gronde. Als nog geen arbitraal geding ten gronde aanhangig is, kan dit ingevolge artikel 8 van het Reglement aanhangig worden gemaakt met inachtneming van het bepaalde in de zesde afdeling van het Reglement.
Artikel C4 – Beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht
Als verweerder een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wenst te doen, dient hij dit beroep te doen voor alle weren, te weten uiterlijk op de zitting genoemd in artikel C6 of, als voor die zitting een memorie wordt ingediend, uiterlijk in die memorie. Artikel 12 van het Reglement is van overeenkomstige toepassing.
Artikel C5 – Tegenvordering
Verweerder is gerechtigd een tegenvordering in arbitraal kort geding in te stellen. Het instellen van de tegenvordering geschiedt bij memorie, die uiterlijk ter zitting bedoeld in artikel C6 bij het scheidsgerecht wordt ingediend onder gelijktijdige toezending dan wel overhandiging van afschriften daarvan aan eiser en toezending daarvan aan het NAI Secretariaat.
Artikel C6 – Zitting
Het scheidsgerecht bepaalt zo spoedig mogelijk de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting alsmede de wijze waarop de zitting in arbitraal kort geding plaatsvindt en deelt deze gegevens onmiddellijk aan partijen mee. Indiening van memories vindt slechts plaats wanneer het scheidsgerecht dit bepaalt, onverminderd het bepaalde in artikel C4 en artikel C5. Artikel 32 lid 2 van het Reglement is van overeenkomstige toepassing.
Artikel C7 – Kosten
1. De bepalingen van de zesde afdeling van het Reglement zijn op het arbitraal kort geding van toepassing met dien verstande dat de administratiekosten en het voorschot moeten zijn ontvangen respectievelijk gestort voorafgaand aan de zitting bedoeld in artikel C6. In geval van een tegenvordering ingediend ter zitting dient dit te geschieden zo spoedig mogelijk na afloop van die zitting.
2. Het scheidsgerecht is bevoegd de behandeling ter zitting op te schorten dan wel zijn uitspraak aan te houden als door één van partijen niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van lid 1 is voldaan. Als een partij na één enkele aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet binnen de door dit lid gestelde termijn aan haar betalingsverplichting uit hoofde van lid 1 heeft voldaan, wordt zij geacht haar (tegen)vordering(en) te hebben ingetrokken. De desbetreffende partij wordt op grond van deze enkele intrekking niet belet dezelfde (tegen)vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.
Artikel C8 – Vonnis
1. Het scheidsgerecht zal binnen twee weken na de laatste zitting zoals bedoeld in artikel C6 vonnis wijzen. In alle gevallen wordt het vonnis met bekwame spoed gewezen. Behoudens deze bepaling is de vijfde afdeling van het Reglement van overeenkomstige toepassing.
2. Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan het scheidsgerecht tijdens of volgend op de zitting een mondelinge uitspraak doen als een zodanig spoedeisend belang bestaat dat een volledige schriftelijke uitwerking van de uitspraak niet kan worden afgewacht.
3. Het in lid 2 bedoelde vonnis, geldt als een arbitraal vonnis, waarop de bepalingen van de vijfde en zesde afdeling van het Reglement van toepassing zijn, met dien verstande dat het vonnis, in afwijking van het bepaalde in artikel 50 van het Reglement, slechts de vereisten genoemd onder (e), (g), (h) en (i) dient te bevatten.
4. Zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen twee weken na de mondelinge uitspraak zoals bedoeld in lid 2, wordt met inachtneming van de eisen opgenomen in artikel 49 lid 3 en artikel 50 lid 1 onder (a) tot en met (i) van het Reglement, een volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen gesteld op de wijze zoals voorzien in artikel 49 en artikel 52 van het Reglement.
5. De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge uitspraak alsmede de datum van vaststelling van de schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
APPENDIX D – SPOEDBODEMARBITRAGE
Artikel D1 – Toepasselijkheid
1. De in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage is van toepassing als:
(a) de overeenkomst(en) tot arbitrage strekkende tot arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement op of na 1 maart 2024 is dan wel zijn gesloten;
(b) het in de arbitrageaanvraag door eiser gevorderde in totaal niet meer dan € 1.000.000 beloopt; en
(c) partijen de toepassing van de regeling voor spoedbodemarbitrage niet hebben uitgesloten.
2. Partijen kunnen, ook als niet is voldaan aan het bepaalde in lid 1, schriftelijk overeenkomen dat de in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage van toepassing is.
Artikel D2 – Arbitrageaanvraag
Een spoedbodemarbitrage wordt aanhangig gemaakt door indiening van een arbitrageaanvraag bij het NAI Secretariaat waarop de tweede afdeling van het Reglement van toepassing is.
Artikel D3 – Korte antwoord
Het NAI Secretariaat zal verweerder uitnodigen om, binnen veertien dagen na verzending van de uitnodiging daartoe, het korte antwoord in te dienen waarop de tweede afdeling van het Reglement van toepassing is. Bij de uitnodiging vermeldt het NAI Secretariaat dat de regeling betreffende de spoedbodemarbitrage wordt gevolgd. Eiser ontvangt de mededeling dat de regeling betreffende de spoedbodemarbitrage wordt gevolgd tegelijk met een afschrift van de uitnodiging zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 van het Reglement.
Artikel D4 – Samenstelling van het scheidsgerecht
1. Het scheidsgerecht zal uit één arbiter bestaan. Als partijen bij overeenkomst een wijze van samenstelling van het scheidsgerecht en/of een aantal arbiters hebben bepaald, wordt daaraan bij de benoeming van een arbiter in spoedbodemarbitrage geen gevolg gegeven, tenzij één partij in de arbitrageaanvraag dan wel het korte antwoord vasthoudt aan een (eerder) overeengekomen andersluidend aantal arbiters dan wel partijen in hun overeenkomst specifiek voor de spoedbodemarbitrage in het aantal arbiters en/of in een wijze van benoeming van een scheidsgerecht in spoedbodemarbitrage hebben voorzien.
2. Met het oog op de samenstelling van het scheidsgerecht in de spoedbodemarbitrage zendt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan elk van partijen een gelijkluidende lijst met namen van drie personen die voor benoeming tot arbiter in aanmerking komen. Een partij kan op de lijst de namen van personen schrappen tegen wie bij deze partij overwegende bezwaren bestaan en de overblijvende namen in de volgorde van haar voorkeur nummeren, en zal deze lijst binnen vier dagen na verzending aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie retourneren. Niet wordt verlangd dat een partij een afschrift van de lijst aan de wederpartij toestuurt. Heeft het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een lijst niet binnen vier dagen van een partij terugontvangen, dan wordt aangenomen dat alle daarop voorkomende personen voor die partij gelijkelijk als arbiter aanvaardbaar zijn.
3. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie nodigt, met inachtneming van de eventueel door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren, personen voorkomend op de lijst uit om als arbiter op te treden. Op basis van de door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie vervolgens een arbiter.
4. Als uit de door partijen teruggezonden lijsten blijkt dat op de lijst onvoldoende personen voorkomen die voor ieder der partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, dan wel een persoon de uitnodiging van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie om als arbiter op te treden niet wil of kan aannemen dan wel om andere redenen blijkt niet als arbiter te kunnen optreden en onvoldoende personen zijn overgebleven die voor elk van partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overgaan tot rechtstreekse benoeming van een persoon die niet was vermeld op de aan partijen verstrekte lijst.
5. De samenstelling van het scheidsgerecht overeenkomstig de in dit artikel bepaalde procedure vindt plaats binnen een maand nadat de spoedbodemarbitrage aanhangig is gemaakt.
6. Artikel 13, artikel 15 leden 3, 5, 6 en 7, artikel 20, artikel 21, artikel 22 lid 2, artikel 23 en artikel 24 van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de spoedbodemarbitrage. In het geval bedoeld in artikel 22 lid 1 van het Reglement wordt een nieuwe arbiter benoemd op de wijze zoals voorzien in leden 1, 2, 3, 4 en 5.
Artikel D5 – Regiezitting en bepaling van procesorde
Het scheidsgerecht bepaalt in overleg met partijen, binnen vier dagen na zijn samenstelling het tijdstip, de wijze en vorm voor een regiezitting. De regiezitting wordt georganiseerd om het scheidsgerecht in staat te stellen een tijdschema en een procesorde vast te stellen. De regiezitting wordt in elektronische vorm gehouden en vindt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen veertien dagen na de datum van samenstelling van het scheidsgerecht, plaats, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Voor het overige is artikel 26 van het Reglement van toepassing voor zover de aard van de spoedbodemarbitrage zich niet tegen toepassing verzet.
Artikel D6 – De procedure
1. Behoudens andersluidende afspraken tussen partijen en het scheidsgerecht, mogen partijen elk één schriftelijk stuk indienen: eiser een memorie van eis en verweerder een memorie van antwoord. Eiser is gerechtigd zich te verweren tegen een tegenvordering, hetgeen geschiedt bij een memorie van antwoord betreffende de tegenvordering.
2. De eerste afdeling, artikel 11, artikel 12, de artikelen 20 tot en met 25, artikel 27, artikel 28, de artikelen 33 tot en met 39, artikel 40 lid 1, artikel 43, artikel 44, artikel 45 en de zevende afdeling van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de spoedbodemarbitrage.
3. Als bij een vermeerdering van een vordering ingevolge artikel 33 het totale geldelijk belang van de vordering(en) en tegenvordering(en) € 1.000.000 of meer beloopt, blijft het scheidgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door haar gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.
Artikel D7 – Tegenvordering
1. Verweerder is gerechtigd een tegenvordering in de spoedbodemarbitrage in te stellen. Het instellen van de tegenvordering geschiedt uiterlijk bij memorie van antwoord.
2. Als met het instellen van een tegenvordering het totale geldelijk belang van de (tegen)vorderingen € 1.000.000 of meer beloopt, blijft het scheidgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door haar gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.
3. Als bij een vermeerdering van een tegenvordering ingevolge artikel 33 het totale geldelijk belang van de vorderingen(en) en tegenvordering(en) € 1.000.000 of meer beloopt, blijft het scheidgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door haar gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.
Artikel D8 – Zitting
1. In de spoedbodemarbitrage zal slechts één zitting worden gehouden zoals bedoeld in artikel 32 van het Reglement, tenzij partijen en het scheidsgerecht anders overeenkomen.
2. De zitting vindt plaats in elektronische vorm, tenzij partijen en het scheidsgerecht anders overeenkomen of het scheidsgerecht daartoe anders beslist.
Artikel D9 – Beslissing over behandeling van geschil in spoedbodemarbitrage
Op grond van uitzonderlijke omstandigheden kunnen partijen gezamenlijk en/of kan het scheidsgerecht het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie verzoeken te beslissen dat de zaak niet geschikt is om te worden beslist in een spoedbodemarbitrage. Als het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie beslist dat de zaak daartoe niet geschikt is, dan wordt de zaak als bodemarbitrage voortgezet. In dat geval blijft het scheidsgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door dit lid gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.
Artikel D10 – Kosten
1. De bepalingen van de zesde afdeling van het Reglement zijn van toepassing op een spoedbodemarbitrage, met dien verstande dat de administratiekosten en het voorschot moeten zijn ontvangen respectievelijk gestort voorafgaand aan de in artikel D5 bedoelde regiezitting.
2. Het scheidsgerecht is bevoegd de behandeling van de zaak op te schorten dan wel zijn uitspraak aan te houden als door één van partijen niet aan haar verplichtingen uit hoofde van lid 1 is voldaan. Als een partij na één enkele aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet binnen de door dit lid gestelde termijn aan haar betalingsverplichting uit hoofde van lid 1 heeft voldaan, wordt zij geacht haar (tegen) vordering(en) te hebben ingetrokken. Deze partij wordt op grond van deze enkele intrekking niet belet dezelfde (tegen)vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.
Artikel D11 – Vonnis
1. Het scheidsgerecht zal binnen vijf maanden na de regiezitting uitspraak doen. In alle gevallen wordt het vonnis met bekwame spoed gewezen.
2. De vijfde afdeling en artikel 7 lid 3 van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de spoedbodemarbitrage.
APPENDIX E – SAMENVOEGING VAN ARBITRALE GEDINGEN
Artikel E1 – Verzoek tot samenvoeging
Een verzoek tot samenvoeging zoals bedoeld in artikel 44 van het Reglement wordt schriftelijk bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan alle partijen en, als benoemd, de arbiters. Ieder van de aanhangige arbitrale gedingen kan vanaf de dag van ontvangst van het verzoek door het scheidsgerecht worden geschorst.
Artikel E2 – Aanwijzing samenvoegingsderde
1. De samenvoegingsderde zal als volgt worden aangewezen. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie nodigt partijen uit binnen veertien dagen gezamenlijk een samenvoegingsderde voor te dragen, welke voordracht wordt gevolgd door aanwijzing door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie. Als partijen binnen deze termijn geen samenvoegingsderde hebben voorgedragen, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie rechtstreeks een samenvoegingsderde aanwijzen.
2. Tenzij alle partijen anders zijn overeengekomen, zal geen van de arbiters in de arbitrale gedingen waarvan samenvoeging wordt verzocht, worden aangewezen als samenvoegingsderde.
3. Op de voordracht door partijen dan wel de rechtstreekse aanwijzing door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van de samenvoegingsderde zijn artikel 13, artikel 15 leden 5 en 6 en artikel 20 tot en met artikel 24 van het Reglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel E3 – Vereisten
Samenvoeging kan worden gelast voor zover:
(a) zij geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden; en
(b) tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Artikel E4 – Beslissing
De samenvoegingsderde kan nadat hij alle partijen en, als benoemd, de arbiters in de gelegenheid heeft gesteld hun mening kenbaar te maken, het verzoek toewijzen dan wel afwijzen. De beslissing wordt door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan alle partijen en de betrokken scheidsgerechten medegedeeld.
Artikel E5 – Scheidsgerecht na samenvoeging
1. Als de samenvoegingsderde samenvoeging beveelt, dragen partijen in onderling overleg de kandidaat-arbiter(s) voor het samengevoegde geding voor, welke voordracht wordt gevolgd door benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge artikel 15 lid 3 van het Reglement. Als partijen over de voordracht van het scheidsgerecht binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn geen overeenstemming hebben bereikt, draagt de samenvoegingsderde de kandidaat-arbiter(s) voor het samengevoegde geding voor, welke voordracht ingevolge artikel 15 lid 3 van het Reglement wordt gevolgd door benoeming tot arbiter(s) door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie. Artikel 13, artikel 14 en artikel 15 van het Reglement zijn daarop van overeenkomstige toepassing. Op het samengevoegde arbitrale geding is het Reglement onverminderd van toepassing.
2. Met de benoeming van de arbiter(s) in het samengevoegde geding worden de arbiter(s) die niet opnieuw worden benoemd in het samengevoegde geding van hun opdracht ontheven. De samenvoegingsderde stelt, in overleg met het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, zo nodig met inachtneming van het bepaalde in artikel 58 van het Reglement de beloning vast voor de door deze arbiter(s) verrichte werkzaamheden.
APPENDIX F – KOSTEN VAN DE ARBITRAGE
Artikel F1 – Het geldelijk belang van de vorderingen
1. Op grond van de informatie in de arbitrageaanvraag en/of het korte antwoord maakt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een voorlopige inschatting van het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en), waaronder begrepen voorwaardelijke (tegen)vordering(en), teneinde de administratiekosten en de hoogte van het voorschot vast te kunnen stellen. Daarbij wordt ook een inschatting gemaakt van het geldelijk belang van vorderingen van onbepaalde waarde.
2. Als de informatie over het geldelijk belang van de (tegen) vordering(en) ontbreekt in de arbitrageaanvraag en/of in het korte antwoord dan wel als naar het oordeel van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de door een partij gemaakte inschatting kennelijk te laag is, heeft het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een discretionaire bevoegdheid om het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) vast te stellen.
3. Als gedurende de procedure blijkt dat het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) hoger is dan aanvankelijk aangenomen, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie het geldelijk belang opnieuw vaststellen.
Artikel F2 – Administratiekosten
1. De administratiekosten worden berekend op grond van het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) en onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel A.
Tabel A – Administratiekosten excl. btw
tot | € | 25.000,- | : | € 660,- | |||
van | € | 25.000,- | tot | € | 50.000,- | : | 0,60% |
van | € | 50.000,- | tot | € | 75.000,- | : | 0,96% |
van | € | 75.000,- | tot | € | 100.000,- | : | 0,85% |
van | € | 100.000,- | tot | € | 150.000,- | : | 0,45% |
van | € | 150.000,- | tot | € | 200.000,- | : | 0,025% |
van | € | 200.000,- | tot | € | 500.000,- | : | 0,167% |
van | € | 500.000,- | tot | € | 1.000.000,- | : | 2,40% |
van | € | 1.000.000,- | tot | € | 2.000.000,- | : | 0,50% |
van | € | 2.000.000,- | tot | € | 5.000.000,- | : | 0,167% |
van | € | 5.000.000,- | tot | € | 10.000.000,- | : | 0,13% |
van | € | 10.000.000,- | tot | € | 20.000.000,- | : | 0,085% |
van | € | 20.000.000,- | tot | € | 30.000.000,- | : | 0,04% |
van | € | 30.000.000,- | tot | € | 40.000.000,- | : | 0,07% |
van | € | 40.000.000,- | tot | € | 50.000.000,- | : | 0,065% |
van | € | 50.000.000,- | tot | € | 75.000.000,- | : | 0,034% |
van | € | 75.000.000,- | tot | € | 100.000.000,- | : | 0,01% |
van | € | 100.000.000,- | tot | € | 250.000.000,- | : | 0,005% |
van | € | 250.000.000,- | : | € 75.000,- |
2. Na ontvangst van de arbitrageaanvraag stelt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de administratiekosten zo spoedig mogelijk vast en stuurt eiser daarvoor een factuur.
3. Bij indiening van een tegenvordering is verweerder administratiekosten verschuldigd. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie stelt de administratiekosten zo spoedig mogelijk vast en stuurt verweerder daarvoor een factuur.
4. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan de administratiekosten zoals bedoeld in artikel 57 lid 3 van het Reglement verhogen bij een vermeerdering van een (tegen)vordering, nieuwe (tegen)vordering(en) of bij een aanpassing van het geldelijk belang overeenkomstig artikel F1 lid 3. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal dan de administratiekosten opnieuw vaststellen en daarvoor een (aanvullende) factuur sturen.
5. Bij intrekking van een arbitrageaanvraag of (tegen) vordering(en) dan wel een vermindering van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) blijven de administratiekosten verschuldigd en vindt daarvan geen restitutie plaats.
Artikel F3 – Het honorarium, de verschotten van de arbiter(s) en het voorschot
1. Het uurtarief van de arbiter(s) wordt op grond van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) vastgesteld overeenkomstig onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel B.
Tabel B – Uurtarieven arbiter excl. btw
Totaal geldelijk belang (€) | Uurtarief arbiter (€) | |
(Spoed)bodem | Kort Geding | |
0 – 50.000 | 175 | 225 |
50.001 – 100.000 | 200 | 250 |
100.001 – 200.000 | 225 | 275 |
200.001 – 500.000 | 225 | 275 |
500.001 – 1.000.000 | 300 | 350 |
1.000.001 – 2.000.000 | 325 | 375 |
2.000.001 – 5.000.000 | 375 | 425 |
5.000.001 – 10.000.000 | 400 | 450 |
10.000.001 – 20.000.000 | 425 | 475 |
20.000.001 – 30.000.000 | 475 | 525 |
30.000.001 – 40.000.000 | 525 | 575 |
40.000.001 – 50.000.000 | 550 | 575 |
50.000.001 – 75.000.000 | 550 | 575 |
75.000.001 – 100.000.000 | 550 | 575 |
100.000.001 – 250.000.000 | 550 | 575 |
250.000.001 – 500.000.000 | 550 | 575 |
meer dan 500.000.000 | 550 | 575 |
2. De hoogte van het voorschot wordt vastgesteld door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie op grond van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en), de toepasselijke uurtarieven en de te verwachte werkzaamheden en verschotten van het scheidsgerecht.
3. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie hanteert bij de vaststelling zoals genoemd in lid 2 onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel C. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan van de onderstaande uitgangspunten afwijken als de complexiteit van het geding dit meebrengt.
Tabel C – Uitgangspunten voor voorschotten incl. eventuele btw
Totaal geldelijk belang (€) | Uitgangspunt bij 1 arbiter (€) | Uitgangspunt bij 3 arbiters (€) |
0 – 50.000 | 8.750 | 22.000 |
50.001 – 100.000 | 11.500 | 25.000 |
100.001 – 200.000 | 13.500 | 28.000 |
200.001 – 500.000 | 14.500 | 33.750 |
500.001 – 1.000.000 | 20.000 | 50.000 |
1.000.001 – 2.000.000 | 23.000 | 58.500 |
2.000.001 – 5.000.000 | 30.000 | 75.000 |
5.000.001 – 10.000.000 | 43.000 | 98.500 |
10.000.001 – 30.000.000 | 48.000 | 120.000 |
30.000.001 – 50.000.000 | 62.000 | 153.000 |
50.000.001 – 100.000.000 | 67.000 | 168.000 |
100.000.001 – 250.000.000 | 70.500 | 173.000 |
250.000.001 – 500.000.000 | 79.000 | 185.500 |
meer dan 500.000.000 | 90.000 | 225.000 |
4. Voor de uurtarieven van door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie benoemde secretarissen hanteert het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel D.
Tabel D – Uurtarieven secretaris excl. btw
Totaal geldelijk belang (€) | Uurtarief secretaris (€) |
0 – 50.000 | 100 |
50.001 – 100.000 | 100 |
100.001 – 200.000 | 100 |
200.001 – 500.000 | 100 |
500.001 – 1.000.000 | 150 |
1.000.001 – 2.000.000 | 150 |
2.000.001 – 5.000.000 | 150 |
5.000.001 – 10.000.000 | 175 |
10.000.001 – 20.000.000 | 175 |
20.000.001 – 30.000.000 | 175 |
30.000.001 – 40.000.000 | 175 |
40.000.001 – 50.000.000 | 190 |
50.000.001 – 75.000.000 | 190 |
75.000.001 – 100.000.000 | 225 |
100.000.001 – 250.000.000 | 225 |
250.000.001 – 500.000.000 | 225 |
meer dan 500.000.000 | 300 |
5. Het NAI is niet gehouden tot enige betaling van kosten die niet door een in depot gehouden voorschot zijn gedekt. De in artikel 58 lid 2 van het Reglement genoemde kosten van de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie benoemde secretaris, de door het scheidsgerecht benoemde deskundige, technische bijstand of tolk worden bij voorrang uit het voorschot voldaan.
6. Over het bedrag van het gestorte voorschot wordt geen rente vergoed. Eventuele negatieve rente kan door het NAI ten laste van het voorschot worden gebracht.
7. Als een arbiter op grond van artikel 21 leden 1, 2, 3 en 4, artikel 23 lid 6 van het Reglement of artikel E5 lid 2 voorafgaand aan het laatste eindvonnis van zijn opdracht is ontheven dan wel als vóór het laatste eindvonnis de opdracht van het scheidsgerecht is beëindigd, is, met uitzondering van gevallen zoals bedoeld in artikel 21 lid 5 van het Reglement, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie discretionair bevoegd op verzoek van de desbetreffende arbiter(s) ten laste van partijen een vergoeding vast te stellen voor het honorarium en de verschotten van de arbiter(s).
8. Bij intrekking van een arbitrageaanvraag of (tegen) vordering(en) dan wel een vermindering van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) blijft de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie vast te stellen of vastgestelde vergoeding verschuldigd.
TOELICHTING BIJ HET NAI ARBITRAGEREGLEMENT 2024
Inleiding
Dit is een toelichting op het NAI Arbitragereglement 2024, die van kracht is per 31 december 2024, zijnde de zijnde de op ondergeschikte punten aangepaste versie van het Reglement zoals voor het eerst is ingevoerd op 1 maart 2024. Deze toelichting is thematisch opgebouwd. De onderwerpen worden in chronologische volgorde behandeld, in die zin dat de volgorde van de onderwerpen de stadia weerspiegelt waarin dergelijke onderwerpen relevant kunnen zijn tijdens een arbitrage.
1. Nederlands Arbitrage Instituut (Bijlage A)
1.1 Het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna: NAI) is opgericht in 1949. Het is een stichting naar Nederlands recht met als belangrijkste taak het administreren van arbitrages.
1.2 Het NAI heeft als missie het bevorderen van arbitrage, bindend advies en andere juridische middelen ter voorkoming, beperking en beslechting van geschillen. Het NAI streeft dit doel sinds zijn oprichting onder meer na door actoren in het bedrijfsleven een goed geregelde arbitrageprocedure ter beschikking te stellen. Het NAI Arbitragereglement vormt de basis van die procedure.
1.3 Daarnaast kan het NAI als benoemende instantie worden aangewezen voor de benoeming van arbiters, ook als partijen de toepasselijkheid van dit NAI Arbitragereglement niet zijn overeengekomen. Naast arbitrage biedt het NAI ook bindend advies en mediation aan als vormen van alternatieve geschillenbeslechting, waarvoor het een apart reglement heeft opgesteld.
1.4 Met betrekking tot arbitrage biedt het NAI vier verschillende soorten procedures: (i) arbitrage ten gronde, (ii) arbitrage in spoedeisende gevallen, (iii) arbitraal kort geding, (iv) benoeming van arbiters in ad hoc procedures.
1.5 Het NAI is als volgt gestructureerd. Allereerst wordt verwezen naar het Bestuur, dat bestaat uit personen afkomstig uit de academische wereld, het bedrijfsleven en de juridische wereld. Het Bestuur is verantwoordelijk voor het besturen van de stichting, met name voor het bepalen en goedkeuren van de strategie en het beleid. Het Bestuur heeft geen inzicht in of invloed op de uitkomst van individuele zaken.
1.6 Het Bestuur staat onder toezicht van de raad van advies van het NAI. De raad van advies geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het Bestuur. De raad van advies heeft ook geen inzicht in of invloed op de uitkomst van individuele zaken.
1.7 Ten tweede administreert de NAI Casemanagementcommissie de arbitrages.
1.8 Ten slotte beschikt het NAI over een onafhankelijk Wrakingscomité dat bestaat uit rechters en advocaten die beslissen over wraking via de ad hoc samenstelling van Wrakingskamers. Het Wrakingscomité, het Secretariaat van het Wrakingscomité en zijn leden mogen geen betrokkenheid hebben bij de procedure waarin de wraking voor het eerst werd ingesteld.
2. Het NAI arbitragereglement (artikel 1 en artikel 2)
2.1 Het NAI heeft zijn arbitragereglement laatstelijk herzien op 31 december 2024 (hierna: Reglement). Dit Reglement is gebaseerd op de Nederlandse Arbitragewet (artikelen 1020-1076 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), die op 1 januari 2015 in werking is getreden.
2.2 Het Reglement regelt de procedure voor de volgende arbitragediensten van het NAI: (i) arbitrage ten gronde, (ii) Arbitraal kort geding en (iii) Spoedbodemarbitrage.
2.3 Het Reglement is zodanig opgebouwd dat de bijlagen integraal onderdeel uitmaken van het Reglement. De bijlagen betreffen: (i) het functioneren van de NAI Casemanagementcommissie (Appendix A), (ii) de wrakingsprocedure (Appendix B), (iii) het Arbitraal kort geding (Appendix C), (iv) Spoedbodemarbitrage (Appendix D), (v) Samenvoeging van arbitrale procedures (Appendix E), en (vi) De kosten van de arbitrage (Appendix F). De bijlagen beschrijven in detail de aanvullende (Appendix B en E) en alternatieve (Appendix C en D) procedures waarin het Reglement voorziet. Appendices A en F geven nadere uitleg, onderbouwing en transparantie over het bestuur en het functioneren van de NAI Casemanagementcommissie en het NAI Secretariaat en de regeling van de bepalingen over de kosten van de arbitrage. Deze bijlagen moeten worden gelezen in combinatie met de desbetreffende bepaling in het hoofddeel van het Reglement. Voor het leesgemak en de gebruiksvriendelijkheid zijn de bijlagen B tot en met E zo geschreven dat zij een volledig overzicht geven van de specifieke procedure in kwestie. Daarom zijn de belangrijkste normen en bepalingen zowel in het Reglement als in de bijlagen opgenomen.
2.4 Artikel 3 lid 2 bepaalt dat het Reglement van toepassing is in de versie die geldt op het moment waarop de arbitrage wordt aangevangen, ongeacht de datum waarop de overeenkomst tot arbitrage is gesloten. De enige uitzonderingen zijn de bepalingen met betrekking tot de samenvoeging van arbitrageprocedures (artikel 44 en Appendix E), de beslissing die arbiters moeten nemen (artikel 48, lid 1, en artikel 48, lid 3) en Spoedbodemarbitrage (artikel 42 en Appendix D). Artikel 44 en artikel 48, leden 1 en 3, zijn alleen van toepassing als i) de overeenkomst tot arbitrage op of na 1 januari 2015 is gesloten of ii) de partijen anders zijn overeengekomen (artikel 3, lid 3). Artikel 42, lid 1, is alleen van toepassing indien de overeenkomst tot arbitrage is gesloten op of na 1 maart 2024.
3. Vorm en inhoud van een NAI arbitrage overeenkomst (artikel 3 en artikel 27)
3.1 Arbitrage vereist een overeenkomst tot arbitrage. Zo’n overeenkomst kan de vorm aannemen van een clausule in een contract die vereist dat toekomstige geschillen aan arbitrage worden onderworpen (de arbitrageclausule). Voor bestaande geschillen heeft een overeenkomst tot arbitrage de vorm van een arbitraal compromis.
3.2 Voor arbitrage volgens het NAI Arbitragereglement is vereist dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de toepasselijkheid van dit Reglement. Partijen moeten het geschil hebben voorgelegd aan arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement (artikel 3 lid 1). Het NAI adviseert de volgende arbitrageclausule in het contract op te nemen.
“Alle geschillen die ontstaan in verband met de onderhavige overeenkomst, of nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg zijn, zullen worden beslecht overeenkomstig het Arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut”.
3.3 Op de website van het NAI, www.nai.nl, staat de modelclausulegenerator, die kan helpen bij het opstellen van een op maat gesneden arbitrageclausule of arbitraal compromis.
3.4 Het NAI beveelt ook aan om de plaats van arbitrage in de arbitrageclausule op te nemen. De “plaats van arbitrage” bepaalt welk arbitragerecht van toepassing is. Het is slechts een juridisch begrip: zittingen kunnen overal ter wereld worden gehouden (artikel 27, lid 2). Het Reglement bepaalt dat, indien de partijen geen plaats van arbitrage zijn overeengekomen, Amsterdam de plaats van arbitrage is (artikel 27(1)). De plaats van arbitrage Amsterdam laat de mogelijkheid open om de Netherlands Commercial Court exclusief bevoegd te verklaren voor procedures met betrekking tot de arbitrage. Op de website van het NAI staat hiervoor een modelclausule, die samen met the Netherlands Commercial Court is opgesteld. Zie https://nai.nl/draft-a-model-clause en www.rechtspraak.nl/English/NCC/Pages/default.aspx.
3.5 De partijen kunnen besluiten om in hun overeenkomst tot arbitrage onder meer het aantal arbiters, de wijze van benoeming van het scheidsgerecht en de taal van de procedure al vast te stellen. Ze kunnen ook de samenvoeging van arbitrageprocedures uitsluiten.
3.6 Als partijen arbitrage niet zijn overeengekomen door middel van een arbitrageclausule, kunnen zij de tussen hen gerezen geschillen alsnog onderwerpen aan NAI arbitrage door het sluiten van een arbitraal compromis. Hiervoor is een schriftelijke stuk voldoende met daarin: (a) de namen van partijen, (b) een aanduiding van de geschillen die partijen aan arbitrage willen onderwerpen (bij voorkeur ruim geformuleerd) en (c) de bepaling dat deze geschillen zullen worden beslecht overeenkomstig het NAI Arbitragereglement.
4. Mededelingen en termijnen (artikel 4 en artikel 5)
4.1 Het Reglement voorziet van meet af aan alleen in elektronische communicatie (artikel 4 lid 2). Een uitzondering is het onvermogen van een partij om dit te doen (artikel 8 lid 3 en artikel 9 lid 1 juncto lid 4). Een andere uitzondering hierop is de verzending van een origineel vonnis. De partijen ontvangen altijd een elektronische kopie van het vonnis en ontvangen ook een kopie van het originele vonnis per post (artikel 52).
4.2 Volgens het Reglement kan elektronische communicatie op twee manieren plaatsvinden, namelijk per e-mail of door gebruik te maken van het NAI arbitrage-platform.
4.3 Vanaf 1 maart 2024 biedt het NAI zijn gebruikers een beveiligde digitale omgeving, het NAI arbitrage-platform, voor hun uitwisselingen in NAI arbitrages. Zo hebben betrokkenen bij de arbitrage altijd een volledig overzicht van alle aspecten van de procedure in een digitaal beveiligde omgeving. In principe worden de processtukken (inclusief bijlagen) geüpload naar het NAI arbitrage-platform. Het scheidsgerecht zal ook stukken met betrekking tot de procesorde en beslissingen uploaden naar het NAI arbitrage-platform. Meer informatie over het NAI arbitrage-platform is te vinden op de website van het NAI (www.nai.nl/nai-arbitration-platform-manual).
4.4 Artikel 4 lid 3 en 4 van het Reglement NAI bepaalt wanneer een verzoek, mededeling of ander stuk wordt verzonden en/of ontvangen.
4.5 Tenzij het Reglement of het scheidsgerecht uitdrukkelijk anders bepaalt, vangt een termijn aan op de dag waarop een verzoek, mededeling of ander stuk is verzonden (bv. artikel 9, lid 4, artikel 17, lid 2, artikel 54, lid 1, en artikel 55, lid 1) en, indien het verzoek, de mededeling of het andere stuk niet elektronisch is verzonden zoals bepaald in artikel 4, vangt de termijn aan op de datum van ontvangst van het verzoek, de mededeling of het andere stuk (artikel 5, lid 1). Zie voor een uitzondering op grond van het Reglement bijvoorbeeld: Artikel 23, lid 7 en artikel 58, lid 3.
4.6 Het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie is bevoegd om op verzoek van een partij, op verzoek van het scheidsgerecht of ambtshalve de in artikel 5 lid 2 genoemde termijnen te verlengen of te verkorten.
4.7 Op sommige plaatsen specificeren de Reglementen de termijn in dagen. Een dag wordt gedefinieerd als “een kalenderdag” (artikel 1(c)). In het Reglement zijn geen feestdagen of tijdzones geregeld. Het NAI zal duidelijkheid verschaffen over de termijn in gevallen waarin feestdagen of tijdzones een rol spelen. Het scheidsgerecht en de partijen worden aangemoedigd om dit onderwerp eventueel te bespreken op de eerste Regiezitting en op te nemen in de eerste procesorde.
4.8 Het spreekt voor zich dat het NAI in geval van verstek de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de in gebreke blijvende partij in kennis wordt gesteld van alle stappen die tot de benoeming van het scheidsgerecht leiden. Het NAI neemt ook maatregelen om het vonnis aan een in gebreke blijvende partij te bezorgen. Indien nodig kan dit per aangetekende brief of per koerier. Deze omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de termijnen dienovereenkomstig worden aangepast, rekening houdend met de beginselen van redelijkheid en een behoorlijke procesorde.
5. Vertrouwelijkheid (artikel 7)
5.1 Artikel 7 bepaalt dat NAI arbitrage vertrouwelijk is en dat alle direct of indirect betrokkenen tot geheimhouding verplicht zijn, behoudens en voor zover openbaarmaking bij wet of overeenkomst tussen partijen is voorgeschreven.
5.2 Om deze vertrouwelijkheid te waarborgen zal iedere kandidaat-arbiter bij het eerste contact met het NAI Secretariaat een geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen (artikel 7 lid 2). Er worden geen stukken of vertrouwelijke informatie gedeeld totdat de kandidaat-arbiter deze verklaring heeft teruggestuurd.
5.3 Het NAI is bevoegd een vonnis, beschikking of beslissing op een wraking geanonimiseerd te (doen) publiceren. Het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie draagt er zorg voor dat het vonnis, de beschikking of de beslissing op een wraking wordt geanonimiseerd en/of samengevat teneinde de vertrouwelijkheid van de arbitrage te bewaren. Indien een partij echter binnen twee maanden na dagtekening van het vonnis, de beschikking of de beslissing op bezwaar bezwaar bezwaar maakt bij de NAI Casemanagementcommissie, wordt het niet gepubliceerd (artikel 7 lid 3).
6. Aanvang van de arbitrage (artikelen 4, 8, 9 en 10)
6.1 Zowel bij een arbitragebeding als bij een overeenkomst tot arbitrage wordt een NAI arbitrage aanhangig gemaakt door een arbitrageaanvraag in te dienen bij de NAI Casemanagementcommissie, hetzij via het door het NAI aanbevolen online formulier op de website van het NAI (www.nai.nl/arbitration), hetzij via e-mail (secretariaat@nai.nl) (artikel 4 lid 2 en artikel 8 lid 3). Als de eiser hiertoe niet in staat is, moet de arbitrageaanvraag op een andere manier worden ingediend (artikel 8, lid 3).
6.2. De arbitrageaanvraag moet de in artikel 8, lid 2, onder a) tot en met l), genoemde gegevens bevatten. Artikel 8 lid 2 is zo opgebouwd dat de eisen die niet beginnen met “voor zover van toepassing” verplicht
zijn en dus in de arbitrageaanvraag aan de orde moeten komen. Het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie is bevoegd om de behandeling van het verzoek op te schorten zolang het niet voldoet aan de eisen van artikel 8 lid 2 (artikel 8 lid 4).
6.3 De NAI Casemanagementcommissie stuurt een kopie van de arbitrageaanvraag naar de verweerder. De verweerder heeft vervolgens veertien dagen de tijd om een kort antwoord in te dienen (artikel 9). Tegelijkertijd kan de verweerder een (al dan niet voorwaardelijke) tegenvordering indienen (artikel 9 lid 3). Hoewel het de voorkeur verdient dat een tegenvordering in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure bekend is (met name met het oog op de te benoemen arbiter of arbiters), kan de verweerder in een later stadium een tegenvordering indienen. Zij moet dit doen uiterlijk bij memorie van antwoord of, indien geen memorie van antwoord wordt ingediend, uiterlijk bij het eerste schriftelijke of mondelinge verweer nadat het arbitragedossier door de NAI Casemanagementcommissie op grond van artikel 20 lid 1 aan het scheidsgerecht ter beschikking is gesteld (artikel 31 lid 2).
6.4 De arbitrageaanvraag en het korte antwoord hoeven niet uitputtend te zijn. Zij hebben primair tot doel (i) het NAI Casemanagementcommissie te voorzien van de voor de arbitrage noodzakelijke informatie en (ii) inzicht te verschaffen in de aard en omstandigheden van het geschil met het oog op de vaststelling van het aantal arbiters en de benoeming benoeming van de arbiter(s). Zodra de arbiters zijn benoemd, krijgen de partijen alle gelegenheid om hun argumenten naar voren te brengen. Het korte antwoord wordt niet beschouwd als een ‘eerste verweer’ in de zin van bijvoorbeeld artikel 10. De arbitrageaanvraag en het korte antwoord vormen ook geen memorie van eis en memorie van antwoord. Tenzij anders overeengekomen, worden deze memories pas ingediend nadat de arbiters zijn benoemd (artikelen 10, 29 en 31).
6.5 De eiser en de verweerder moeten in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord of – indien dit zich later voordoet – daarna, ieder de naam noemen van een partij, niet zijnde partijen in de arbitrage, die met een partij in de arbitrage een regeling heeft getroffen voor de financiering van vorderingen of tegenvorderingen op grond waarvan die financierende partij een uiteindelijk belang heeft bij de uitkomst van de arbitrage (artikel 8 lid 2 sub k en artikel 9 lid 2 sub f).
6.6 Het starten van een Arbitraal kort geding is geregeld in artikel 40 juncto artikel 41 en Bijlage C. Zie artikel 14 voor uitleg over Arbitraal kort geding in het algemeen en de wijze waarop het Reglement in een dergelijk geding voorziet.
6.7 Het starten van Spoedbodemarbitrage is geregeld in artikel 42 en Bijlage D. Zie hoofdstuk 15 voor de toelichting op Spoedbodemarbitrage.
7. Arbitrage over meerdere overeenkomsten (artikel 11)
7.1 Dankzij multi-contract arbitrage kunnen vorderingen die voortvloeien uit geschillen in het kader van meer dan één contract in één enkele arbitrage worden behandeld. Dit is mogelijk als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: (i) de relevante geschillen ontstaan tussen dezelfde partijen, en (ii) de relevante geschillen zijn onafhankelijk onderworpen aan arbitrage door of voor het NAI of overeenkomstig het Reglement (artikel 11, lid 1).
7.2 Indien een partij vóór de voltooiing van de samenstelling van het scheidsgerecht betwist dat aan de voorwaarden van artikel 11 lid 1 is voldaan, beslist het verantwoordelijke lid van de NAI Case Management Commissie of de arbitrage zal worden geadministreerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 lid 1, in voorkomend geval vooruitlopend op een eventuele beslissing van het scheidsgerecht op grond van artikel 11 lid 3. Zodra de samenstelling van het scheidsgerecht is voltooid, kan een partij bij het scheidsgerecht aanvoeren dat niet aan de voorwaarden van artikel 11, lid 1, is voldaan. Het scheidsgerecht beslist overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, lid 1.
8. De bevoegdheid van het scheidsgerecht (artikel 12)
8.1 Het is niet aan de NAI Casemanagementcommissie om te beoordelen of partijen (NAI) arbitrage zijn overeengekomen en het arbitragereglement van toepassing hebben verklaard. In plaats daarvan wordt het aan het scheidsgerecht overgelaten om te beslissen over een beroep op zijn onbevoegdheid (artikel 12 lid 4).
8.2 Een verweerder die beroep wil doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op grond van het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage (NAI) moet dat tijdig doen. Dit kan uiterlijk in de memorie van antwoord of, bij gebreke daarvan, in het eerste schriftelijke of mondelinge verweer na de samenstelling van het scheidsgerecht (artikel 12 lid 1). Als de verweerder een dergelijk middel niet tijdig heeft aangevoerd, kan hij het niet bestaan van een overeenkomst tot arbitrage (NAI) later in het arbitraal geding of voor de rechter niet meer aanvoeren (tenzij hij het middel aanvoert op de grond dat het geschil niet door arbitrage kan worden beslecht). Soortgelijke regels gelden voor Arbitraal kort geding en Spoedbodemarbitrage (artikel C4 en artikel D3).
9. Aanstelling van arbiters
a. Onpartijdigheid en onafhankelijkheid (artikel 13)
9.1 Het grondbeginsel van onpartijdigheid en onafhankelijkheid van arbiters is vastgelegd in artikel 13, lid 2.
i. Voorafgaand aan de benoemingbenoeming
9.2 Elke kandidaat-arbiter moet vóór de benoemingbenoeming onder meer een verklaring afleggen waarin hij zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid bevestigt. Als de kandidaat-arbiter reden heeft om te vermoeden dat er gerechtvaardigde twijfel zou kunnen bestaan over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, moet hij of zij dit schriftelijk meedelen onder vermelding van de vermoede reden(en) (artikel 13, lid 3). De arbiter kan zich laten leiden door de lijsten in de IBA-richtlijnen wanneer hij overweegt om al dan niet een mededeling te doen.
9.3 Het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie zendt voornoemde verklaring aan de partijen en, indien het scheidsgerecht uit meer dan één arbiter bestaat, aan de andere arbiter(s) of aan de andere kandidaat-arbiter(s) en stelt een termijn waarbinnen de partijen eventueel commentaar kunnen geven. Alle verklaringen van de kandidaat-arbiter worden door de NAI Casemanagementcommissie verspreid onder de in de vorige zin genoemde geadresseerden. Dit geldt zowel voor een verklaring waarin de kandidaat-arbiter zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid bevestigt met vermelding van redenen om te vermoeden dat er gerechtvaardigde twijfel zou kunnen bestaan over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid als voor een verklaring waarin de kandidaat-arbiter zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid bevestigt zonder een dergelijke vermelding. Een verklaring waarin een kandidaat-arbiter zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet bevestigt, wordt uiteraard ook verspreid.
ii. Tijdens de procedure
9.4 Indien een arbiter in de loop van het arbitraal geding vermoedt dat er gerechtvaardigde twijfel zou kunnen bestaan aan zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid, deelt hij dit schriftelijk mee aan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie, de partijen en, indien het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, aan de co-arbiters. Ook de vermoede reden(en) van deze gerechtvaardigde twijfel wordt (worden) vermeld (artikel 13 lid 4).
b. Aantal arbiters (artikel 14)
9.5 Arbitrage wordt gevoerd voor een scheidsgerecht dat bestaat uit een oneven aantal arbiters (artikel 14 lid 1). In de meeste gevallen zal het scheidsgerecht uit één of drie arbiters bestaan. Als de partijen een even aantal arbiters zijn overeengekomen, wordt een extra arbiter benoemd als voorzitter van het scheidsgerecht om het aantal arbiters oneven te maken (artikel 14 lid 3).
9.6 Als partijen het niet eens zijn geworden over het aantal arbiters of als zij het daarover niet eens kunnen worden, stelt het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie het aantal arbiters vast op één of drie. Daarbij houdt het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie rekening met de voorkeur van partijen, de omvang van het geschil, het geldelijk belang van de vorderingen, de complexiteit van het geschil en het belang van partijen bij een efficiënte procesgang (artikel 14 lid 2). In de regel zal het aantal arbiters worden vastgesteld op één voor een arbitrage met een geldelijk belang van minder dan € 1.000.000, en drie als het geldelijk belang dat bedrag te boven gaat.
c. Samenstelling van het scheidsgerecht (artikel 15)
9.7 Artikel 15 lid 1 bepaalt dat het scheidsgerecht is samengesteld nadat de arbiter(s) is (zijn) benoemd. Volgens het Reglement vereist de samenstelling van een scheidsgerecht dus een benoeming benoeming van zijn arbiters, meestal voorafgegaan door hun voordracht. Het scheidsgerecht wordt samengesteld op basis van de methoden genoemd in artikel 15 en in de artikelen 16, 17 en 18 (artikel 15, lid 2). Voordrachten kunnen op verschillende manieren worden gedaan. Benoemingen worden gedaan door het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie (zie ook artikel 15 lid 3)).
9.8 Dit hoofdstuk beschrijft de samenstelling van het scheidsgerecht bij arbitrage ten gronde. Zie paragraaf 14 voor meer informatie over de samenstelling van het scheidsgerecht bij Arbitraal kort geding en paragraaf 15 voor Spoedbodemarbitrage.
i. Partij voordracht en benoeming van de voorzitter van het scheidsgerecht (artikel 16)
9.9 Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, wordt het scheidsgerecht in beginsel samengesteld op basis van een voordracht door partijen van één of meer kandidaat-arbiters, gevolgd door een benoeming door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie (artikel 16 en artikel 15 lid (3)).
9.10 Als het scheidsgerecht uit één arbiter bestaat, wijzen de partijen gezamenlijk een kandidaat-arbiter aan bij het indienen van de arbitrageaanvraag of het korte antwoord (of uiterlijk binnen de termijn als genoemd in artikel 16 lid 1). Doen zij dit niet binnen deze termijn, dan wordt de arbiter rechtstreeks benoemd door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie.
9.11 Als het scheidsgerecht uit drie arbiters bestaat, bepaalt artikel 16 lid 2 dat eiser en verweerder ieder een kandidaat-arbiter aanwijzen in respectievelijk de arbitrageaanvraag en het korte antwoord. Als een van de partijen dit niet binnen de termijn doet, benoemt het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie rechtstreeks de betreffende co-arbiter. Vervolgens benoemen de twee benoemde arbiters binnen veertien dagen nadat het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie hen daarom heeft verzocht, gezamenlijk met het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie op basis van unanimiteit, een voorzitter van het scheidsgerecht, onder vermelding van naam, adres, woonplaats, telefoonnummer en e-mailadres van de voorzitter. De clausule “gezamenlijk (…) op basis van unanimiteit” verwijst naar de benoemingsprocedure waarbij de co-arbiters -en het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie gezamenlijk na onderling overleg de voorzitter van het scheidsgerecht benoemen op basis van unanimiteit. Als de gezamenlijke benoeming niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, benoemt het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie de arbiter rechtstreeks. Bij de benoeming volgens artikel 16 lid 2 handelt het verantwoordelijke lid van de Casemanagementcommissie in lijn met artikel 15 leden 5 en 6 (zie paragrafen 9.22-9.23).
ii. Lijstprocedure (Artikel 17)
9.12 In afwijking van artikel 16 kunnen partijen overeenkomen dat de arbiter(s) wordt (worden) benoemd volgens de in artikel 17 juncto artikel 15 lid 3 bedoelde lijstprocedure. Volgens de lijstprocedure stelt het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie na ontvangst van het korte antwoord een lijst op met namen van mogelijke arbiters en zendt deze lijst aan partijen.
9.13 Deze lijst bevat ten minste drie namen indien één arbiter moet worden benoemd en ten minste negen namen indien drie arbiters moeten worden benoemd. Na toezending van de lijst heeft elke partij veertien dagen de tijd om de namen van personen waartegen zij ernstige bezwaren heeft van de lijst te schrappen en de overblijvende namen in haar volgorde van voorkeur te rangschikken. Een partij is niet verplicht om een kopie van de lijst met haar voorkeuren naar de tegenpartij te sturen. Op basis van een vergelijking van de geretourneerde lijsten zal het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie vervolgens de arbiter(s) benoemen. Het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie hoeft geen nieuwe lijsten aan de partijen te verstrekken als de geretourneerde lijsten onvoldoende personen bevatten die voor elk van de partijen als arbiter of arbiters aanvaardbaar zijn. Hetzelfde geldt als er voldoende personen op de geretourneerde lijsten staan die hun benoeming niet kunnen of willen aanvaarden. In dat geval kan het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie overgaan tot rechtstreekse benoeming van een persoon die niet op de aan de partijen verstrekte lijst stond.
9.14 De lijstprocedure is de standaardmethode voor het benoemen van een scheidsgerecht, bestaande uit één arbiter, bij Spoedbodemarbitrage. Zie paragraaf 15 hieronder.
iii. Een door de partijen overeengekomen methode van voordracht die afwijkt van artikel 16 of artikel 17 (artikel 18)
9.15 Indien de partijen een wijze van samenstelling van het scheidsgerecht zijn overeengekomen die afwijkt van artikel 16 of artikel 17, vindt de voordracht van (een) kandidaat-arbiter(s) om als arbiter(s) te worden benoemd plaats op de wijze die de partijen zijn overeengekomen.
9.16 Indien de overeengekomen wijze van samenstelling van het scheidsgerecht niet binnen de door partijen overeengekomen termijn of bij gebreke daarvan binnen vier weken na aanvang van de arbitrage geheel of gedeeltelijk is uitgevoerd, zal het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie de betreffende arbiter(s) rechtstreeks benoemen.
iv. Voordracht van het scheidsgerecht wanneer er meerdere eisers en/of verweerders zijn (artikel 19)
9.17 Indien er meerdere eisers en/of verweerders zijn en de samenstelling van het scheidsgerecht geschiedt op de wijze als voorzien in artikel 16, benoemen eisers gezamenlijk een arbiter en verweerders gezamenlijk een arbiter indien het scheidsgerecht uit drie of meer arbiters bestaat (artikel 19 lid 1).
9.18 Indien ofwel de eisers gezamenlijk geen arbiter benoemen, ofwel de verweerders gezamenlijk geen kandidaat-arbiter benoemen binnen de in artikel 16 lid 2 gestelde termijn, worden alle leden van het scheidsgerecht benoemd via de lijstprocedure (artikel 19 lid 2).
v. Voordracht scheidsgerecht na samenvoeging arbitrageprocedure door samenvoegingsderde
9.19 Artikel 15, lid 2, onder e), in samenhang met artikel E5, lid 1, voorziet in de voordracht van de arbiter(s) voor het scheidsgerecht na samenvoeging. Zie afdeling 17 hier onder.
vi. Directe benoeming door het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie
9.20 Rechtstreekse benoemingen door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie vinden plaats indien partijen de arbiter(s) niet binnen de in het Reglement bepaalde of door partijen overeengekomen termijnen voordragen. Op deze wijze vormen rechtstreekse benoemingen de noodmethode voor de benoeming van het scheidsgerecht.
9.21 Bij Arbitraal kort geding is de directe benoeming de standaardmethode om de arbiter te benoemen. Zie paragraaf 14 hier onder.
vii. Benoeming van arbiter(s) door het NAI Casemanagementcommissie na voordracht
9.22 Het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie zal een kandidaat-arbiter niet benoemen als de kandidaat-arbiter naar het oordeel van het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie onvoldoende waarborgen biedt voor een goede arbitrage (artikel 15 lid 3 jo. artikel 15 lid 6). Indien nodig kan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie met het oog op een juiste toepassing van artikel 25 lid 3 ook rekening houden met de vereiste beschikbaarheid van de arbiter en het belang van de partijen om onnodige vertraging van de procedure te voorkomen. De benoeming door het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie laat de mogelijkheid om een arbiter te wraken onverlet; de uiteindelijke beslissing over een wrakingsverzoek is voorbehouden aan het Wrakingscomité (zie punt 18 hieronder).
9.23 De partijen, de persoon of personen die hen vertegenwoordigen, de arbiter(s) en het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie zullen de voordelen van diversiteit en inclusiviteit in overweging nemen bij de voordracht van kandidaat-arbiter(s) en bij de benoeming van arbiter(s) onder het Reglement (artikel 15 lid 5).
d. Beëindiging van het mandaat (Artikel 21 en Artikel 22)
9.24 De opdracht van de arbiter eindigt in beginsel met de toezending van het eindvonnis aan de partijen (artikel 46, lid 2). De opdracht kan ook in een eerder stadium van de arbitrage worden beëindigd. Artikel 21 geeft de partijen of het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie de bevoegdheid om een arbiter van zijn of haar opdracht te ontheffen. De beëindiging van het mandaat van één arbiter beëindigt niet automatisch de mandaten van de andere arbiters (behalve zoals bepaald in artikel 21, lid 5).
9.25 Indien een arbiter van zijn opdracht is ontheven en de arbitrage niet is ingetrokken, wordt de ontheven arbiter vervangen. Artikel 22 regelt deze vervanging en de voortzetting van het geding.
9.26 Naast de beëindiging van de opdracht van een arbiter op grond van artikel 21, wordt de opdracht van een arbiter ook beëindigd als de arbiter wordt gewraakt (artikel 23 en Bijlage B) en de gronden voor die wraking door de Wrakingskamer gegrond worden bevonden (zie artikel 18 hieronder).
9.27 Bovendien bepalen artikel 58 lid 7 en artikel F3 lid 7 dat, indien de opdracht van de arbiter is beëindigd voordat het eindvonnis is gewezen, het verantwoordelijke lid van het NAI
Casemanagementcommissie op verzoek van de betrokken arbiter een honorarium en kostenvergoeding voor de arbiter kan vaststellen.
9.28 In geval van (i) rectificatie van het vonnis (artikel 54), (ii) aanvullend vonnis (artikel 55), of (iii) terugverwijzing tijdens een vernietigings- en/of herroepingsprocedure eindigt de opdracht van de arbiter op een latere datum dan de datum van verzending van het eindvonnis.
10. Benoeming van de secretaris van het scheidsgerecht (artikel 24)
10.1 Het scheidsgerecht kan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie verzoeken een secretaris van het scheidsgerecht te benoemen. De secretaris moet juridisch gekwalificeerd zijn. Waar de juridische kwalificatie is verkregen is niet van belang.
10.2 Om te worden benoemd moet de secretaris, net als de arbiter(s), onafhankelijk en onpartijdig zijn en vertrouwelijkheid betrachten. In dit opzicht wordt de secretaris aan dezelfde normen gehouden als de arbiter. De secretaris moet de verklaringen over vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid en onpartijdigheid afleggen zoals respectievelijk in artikel 7 lid 2 en artikel 13 lid 3 is vermeld. Zie artikel 9, onder a).
10.3 De opdracht en de omvang van de werkzaamheden van de secretaris worden bepaald door het scheidsgerecht. De werkzaamheden van de secretaris worden verricht voor, namens en onder toezicht van het scheidsgerecht.
10.4 De secretaris heeft geen beslissingsbevoegdheid en het scheidsgerecht mag geen beslissingsbevoegdheid delegeren aan een secretaris (artikel 24 lid 2).
11. Uitvoering van de arbitrage
11.1 Onverminderd enige bepaling van dwingend recht , bepaalt het scheidsgerecht de wijze waarop en de termijnen waarbinnen het geding zal worden gevoerd, met inachtneming van hetgeen daaromtrent tussen partijen is overeengekomen, de bepalingen van het Reglement en de omstandigheden van de arbitrage (artikel 25 lid 1).
11.2 Het scheidsgerecht moet de partijen gelijk behandelen (artikel 25 lid 2). Het Reglement bepaalt ook dat het scheidsgerecht moet waken voor onredelijke vertraging van de procedure en, indien nodig, maatregelen moet nemen om een rechtvaardige, efficiënte en definitieve beslechting van het geschil te bewerkstelligen (artikel 25 lid 3).
11.3 Bovendien moeten alle partijen bij de arbitrage rekening houden met duurzaamheidsaspecten bij het voeren van de arbitrage (artikel 25 lid 4).
11.4 Over het verloop van de arbitrage bepaalt het Reglement het volgende. Allereerst moet na de benoeming van de arbiter(s) een Regiezitting worden gehouden binnen drie weken nadat het NAI Casemanagementcommissie het arbitragedossier aan het scheidsgerecht ter beschikking heeft gesteld (artikel 20 lid 1 en artikel 26 lid 1).
11.5 Artikel 26, lid 2, bevat een niet uitputtende maar verplichte lijst van negen onderwerpen die tijdens de Regiezitting moeten worden behandeld. Het onderwerp van Spoedbodemarbitrage (artikel 26, lid 2, onder b)) moet alleen worden behandeld voor zover het relevant is gezien de aard van het geschil.
11.6 Vervolgens stelt het scheidsgerecht uiterlijk twee weken na de Regiezitting de procesorde vast, met inbegrip van een (voorlopig) tijdschema voor het verdere verloop van de arbitrage, waaronder een voorlopige datum voor de vonniswijzing met inachtneming van het bepaalde in artikel 46 lid 1 (artikel 26 lid 3).
11.7 In de meeste gevallen verloopt de arbitrage in de volgende volgorde. De eiser en de verweerder worden in de gelegenheid gesteld respectievelijk een memorie van eis en een memorie van antwoord in te dienen (artikel 29 lid 1). Vervolgens geeft het scheidsgerecht opdracht tot een Tussentijdse regiezitting (artikel 30). Dit kan worden gevolgd door een tweede uitwisseling van memories (een memorie van repliek en een memorie van dupliek) (artikel 29, lid 2). Op grond van artikel 35, lid 1, gaan bovengenoemde memories zoveel mogelijk vergezeld van de stukken waarop partijen zich beroepen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Op grond van artikel 35 lid 2 kan het scheidsgerecht inzage in, een afschrift van of een uittreksel uit bepaalde stukken betreffende het geschil gelasten aan de partij die over deze stukken beschikt. Na de uitwisseling(en) van schriftelijke stukken wordt een zitting gehouden (artikel 32), waarin elk van de partijen haar zaak mondeling kan toelichten. Getuigen en/of deskundigen kunnen ook op deze zitting of op een afzonderlijke zitting worden gehoord (artikel 36). Na de zitting en eventuele processtukken over de (arbitrage)kosten beraadslaagt het scheidsgerecht en vonnist het. Zie para. 11.8 voor de termijn waarbinnen het vonnis moet worden gewezen. Een concept van het vonnis wordt naar de NAI Casemanagementcommissie gestuurd voor een check ten aanzien van de formaliteiten waaraan het vonnis moet voldoen (artikel 50 lid 4). Het vonnis wordt opgemaakt in drie exemplaren en ondertekend door elk lid van het scheidsgerecht (artikel 49, lid 3). |De NAI Casemanagementcommissie zendt namens het scheidsgerecht een origineel van het vonnis aan de partijen (artikel 52).
11.8 Aan het einde van de zitting kan het scheidsgerecht met de partijen communiceren over de datum waarop het vonnis zal wijzen, rekening houdend met de voorlopige datum die reeds in de procesorde aan de partijen is medegedeeld en met artikel 46 lid 1, dat bepaalt dat het arbitraal vonnis binnen acht weken na de laatste zitting moet worden gewezen. Indien de partijen hebben afgezien van een zitting als bedoeld in artikel 32, lid 1, kan het scheidsgerecht de partijen in kennis stellen van de datum waarop het vonnis zal wijzen nadat de laatste memorie is ingediend. De aan de partijen meegedeelde termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden worden verlengd op grond van artikel 5, lid 3 (d.w.z. door het scheidsgerecht). De maximale termijn van acht weken kan worden verlengd op grond van artikel 5 lid 2 (d.w.z. door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie).
12. Kosten (artikel 56, artikel 57, artikel 58, artikel 59 en Appendix F)
12.1 Afdeling 6 van het Reglement en Bijlage F geven het kader voor de (vaststelling van de) kosten van arbitrage. Artikel 56 lid 1 maakt duidelijk dat de kosten van de arbitrage bestaan uit (i) de administratiekosten, (ii) de honoraria en kosten van de arbiter(s) en (iii) de overige kosten die naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijkerwijs zijn gemaakt in de arbitrage. De kosten onder i) en ii) worden vastgesteld door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie (artikel F2 en F3).
12.2 De administratiekosten zijn verschuldigd op het moment dat de arbitrageaanvraag of een tegenvordering wordt ingediend (artikel 57 lid 1 en lid 2). De hoogte van de verschuldigde administratiekosten is afhankelijk van het geldelijk belang van de vordering(en) of tegenvordering(en) (zie tabel A onder artikel F2 lid 1). Dit betekent dat het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie het geldelijk belang voorlopig moet vaststellen bij ontvangst van de arbitrageaanvraag. Om het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie te helpen, moet de eiser in zijn arbitrageaanvraag een specificatie opnemen van het geldelijk belang van elk van de vorderingen, inclusief rente, evenals een schatting van het geldelijk belang van elk van de niet in geld gekwantificeerde vorderingen (artikel 8, lid 2, onder e)). Het (onderliggende) geldelijk belang van vorderingen voor declaratoire maatregelen en voorwaardelijke vorderingen of tegenvorderingen moet ook worden gespecificeerd (artikel F1, lid 1). Indien de schatting van een partij naar het oordeel van het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie kennelijk te laag is, heeft het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie de discretionaire bevoegdheid om een (hoger) geldelijk belang vast te stellen (artikel 57 lid 3 en F1 lid 2).
12.3 Het geldelijk belang is niet alleen van belang voor de vaststelling van de te betalen administratiekosten, maar ook voor de vaststelling van het uurtarief van de arbiter(s) en van de eventuele secretaris (zie Tabel B onder artikel F3 lid 1 respectievelijk Tabel D onder artikel F3 lid 4) en dus ook voor de hoogte van het verschuldigde voorschot op de kosten (zie Tabel C onder artikel F3 lid 3).
12.4 Het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie kan de administratiekosten verhogen in geval van vermeerdering van een vordering of tegenvordering, in geval van nieuwe vorderingen of tegenvorderingen of in geval van aanpassing van het geldelijk belang. (Artikel F2, lid 4, in samenhang met artikel 57, lid 3, en artikel F1, lid 3). Zie voor de honoraria van de arbiter paragraaf. 12.7.
12.5 Voor wat betreft het honorarium en de kosten van de arbiter(s) dient met het volgende rekening te worden gehouden. Wanneer de kandidaat-arbiter door de NAI Casemanagementcommissie wordt uitgenodigd om in een bepaalde arbitrage als arbiter op te treden, wordt hem of haar het toepasselijke uurtarief medegedeeld. Nadat het scheidsgerecht is samengesteld, wordt het scheidsgerecht verzocht in overleg te treden met het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie, zodat deze het bedrag kan vaststellen van het voorschot dat een partij of de partijen moet(en) storten ter dekking van de honoraria en kosten van de arbiter(s) (artikel 58 lid 1). Het bedrag van het voorschot wordt vastgesteld door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie op basis van tabel C en de onderbouwing van de verwachte werkzaamheden van de arbiter(s) (artikel F3 lid 2).
12.6 Het door een partij of door partijen betaalde voorschot wordt gebruikt om aan het einde van de procedure het honorarium en de kosten van arbiters te betalen (artikel 58 lid 2). Het NAI is niet verplicht kosten te betalen die niet gedekt zijn door een in depot gehouden voorschot (artikel F3 lid 5).
12.7 Net als bij de administratiekosten (zie par. 12.4) kan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie het bedrag van het voorschot opnieuw vaststellen overeenkomstig artikel F3 en van de eiser en/of verweerder aanvulling verlangen van het voorschot dat in depot wordt gehouden tot uiterlijk veertien dagen na de laatste zitting of tot uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de laatste ontvankelijke memories door het scheidsgerecht (artikel 58 lid 3).
12.8 Indien na de tweede aanmaning van het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie tot betaling van de administratiekosten en/of het voorschot op de kosten, honoraria en verschotten van de arbiter(s) niet binnen veertien dagen is betaald, wordt de in gebreke zijnde partij geacht haar vordering(en) of tegenvordering(en) te hebben ingetrokken. De loutere intrekking belet deze partij niet dezelfde vordering(en) of tegenvordering(en) later in een andere procedure opnieuw in te stellen (artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 4). De door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie vastgestelde administratiekosten en redelijke vergoeding voor de arbiter(s) blijven verschuldigd (artikel F2, lid 5, en artikel F3, lid 8).
12.9 Om de (totale) kosten transparanter te maken, biedt het NAI op zijn website een kostencalculator aan voor gebruikers die snel een schatting willen hebben van de totale kosten van de arbitrage (www.nai.nl/arbitration, onder 10).
12.10 Het honorarium en de kosten van de arbiter worden vastgesteld door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie op basis van de tijd die de arbiter(s) aan het geding heeft (hebben) besteed, het geldelijk belang van de vorderingen en tegenvorderingen, de complexiteit van het geding en de hoogte van het voorschot (artikel 58 lid 6 en F3).
12.11 Arbitrage kan ook andere kosten met zich meebrengen, zoals de kosten van getuigen, deskundigen en de secretaris van het scheidsgerecht. De kosten van de secretaris van het scheidsgerecht worden beschouwd als kosten van de arbiter, terwijl de andere genoemde kosten ‘andere kosten’ zijn in de zin van artikel 56 lid 1 sub c (dat wil zeggen kosten die naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijkerwijs zijn gemaakt in de arbitrage).
12.12 In beginsel veroordeelt het scheidsgerecht de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de arbitrage. Als beide partijen gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, kan het scheidsgerecht de kosten van de arbitrage geheel of gedeeltelijk omslaan (artikel 59 lid 2). De voorgaande norm is ook van toepassing op de kosten van rechtsbijstand (artikel 59, lid 3).
12.13 Het op basis van het Reglement door het verantwoordelijke lid van de Geschillencommissie vastgestelde of vast te stellen honorarium blijft verschuldigd en wordt niet gerestitueerd indien een arbitrageaanvraag wordt ingetrokken of indien een of meer vorderingen of tegenvorderingen worden ingetrokken of indien het totale geldelijk belang van de vordering(en) en tegenvordering(en) wordt verminderd (artikel F2 lid 5 en F3 lid 8).
12.14 Indien aan het einde van de arbitrage een positief saldo van het depot resteert, wordt het overschot terugbetaald aan de partij die het depot heeft gestort of aan de partij die daarop krachtens de kostenveroordeling in het arbitraal vonnis recht heeft.
13. De vonnissen (artikel 46 en artikel 50)
13.1 Het scheidsgerecht moet binnen acht weken na de laatste zitting vonnis wijzen (artikel 46 lid 1).
13.2 Artikel 50, lid 1, onder a) tot en met j), bepaalt wat in het vonnis moet worden opgenomen. Uitzonderingen op deze vereisten zijn alleen van toepassing op het arbitrale schikkingsvonnis (artikel 51, lid 2).
13.3 Ingevolge artikel 50 lid 1 sub f dient het eindvonnis tevens de vaststelling en veroordeling in de arbitragekosten als bedoeld in artikel 59 te bevatten. Bij de beslissing over de verdeling van de arbitragekosten en de kosten van rechtsbijstand kan het scheidsgerecht rekening houden met de wijze waarop de partijen het geding hebben gevoerd, alsmede met de vraag of elk van de partijen een snel en efficiënt verloop van het geding heeft bevorderd. Als een partij naar het oordeel van het scheidsgerecht het arbitraal geding onredelijk heeft vertraagd, kan het scheidsgerecht hiermee rekening houden bij zijn
beslissing over de verdeling van de arbitragekosten en de kosten van rechtsbijstand (artikel 59 lid 4). Het gedrag van partijen kan dus een rol spelen bij de kostenveroordeling door de arbiter.
13.4. De beoordeling van het concept vonnis door de NAI Casemanagementcommissie als bedoeld in artikel 50 lid 4 moet ook hebben plaatsgevonden binnen de acht weken bedoeld in lid. 13.1. Dit zal normaal gesproken niet meer dan vijf werkdagen in beslag nemen, afhankelijk van de complexiteit van het geschil en de duur en het soort vonnis (zie hierboven punt 11.7). Om de beoordeling uit te voeren, stuurt het scheidsgerecht een concept van het vonnis naar het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie. Het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie kan dan aanbevelingen doen met betrekking tot het bepaalde in lid 1, onder a), b), c), d), f), g), i) en j), onverminderd de beoordelingsvrijheid van het scheidsgerecht. Daarnaast kan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie het scheidsgerecht wijzen op kennelijke rekenfouten of schrijffouten in het concept van het vonnis of op andere kennelijke fouten daarin die zich lenen voor eenvoudige rectificatie en op het nalaten te beslissen over een of meer vorderingen of tegenvorderingen die aan het oordeel van het scheidsgerecht zijn onderworpen. Het scheidsgerecht blijft echter verantwoordelijk voor zowel de inhoud als de vorm van het vonnis.
14. Voorlopige voorzieningen en Arbitraal kort geding (Artikel 40, Artikel 41 en Appendix C)
14.1 Artikel 40, lid 1, voorziet in de mogelijkheid om in twee gevallen voorlopige voorzieningen te vragen:
(a) Gedurende de arbitrage ten gronde kan het scheidsgerecht, op verzoek van een van de partijen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 40, voorlopige voorzieningen treffen met betrekking tot de ingediende vordering of tegenvordering;
(b) Ongeacht of een arbitraal geding ten gronde aanhangig is, kan in alle spoedeisende gevallen waarin met het oog op de belangen van de partijen onmiddellijk uitvoerbare voorlopige voorzieningen noodzakelijk zijn, een daartoe speciaal samengesteld scheidsgerecht op verzoek van een van de partijen voorlopige voorzieningen in spoedarbitrage treffen met inachtneming van het bepaalde in artikel 41. Indien de plaats van arbitrage niet is vastgesteld voor het arbitraal geding ten gronde, is de plaats van arbitrage van de spoedarbitrage Amsterdam.
14.2 Bij Arbitraal kort geding bestaat het scheidsgerecht uit één arbiter, die wordt benoemd door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie. Indien de partijen een wijze van benoeming van het scheidsgerecht en/of een meervoudig aantal arbiters zijn overeengekomen, geldt dit niet voor de benoeming van het scheidsgerecht in spoedarbitrage, tenzij de partijen anders hebben bepaald (artikel C2 lid 1). Het verdere verloop van de arbitrage in spoed situaties wordt beheerst door de bepalingen van artikel 41 en Appendix C. In tegenstelling tot arbitrage ten gronde gelden voor arbitrage in spoedgevallen kortere termijnen. Dit geldt ook voor de kostenbepalingen. Er wordt bijvoorbeeld slechts één aanmaning naar de partijen gestuurd voordat de vordering(en) en/of tegenvordering(en) worden geacht te zijn ingetrokken (artikel C7 lid 2) (zie ook par. 12.8).
14.3 Het scheidsgerecht kan, in samenhang met de door elke partij gevorderde voorlopige voorzieningen, eisen dat voldoende zekerheid wordt gesteld, waaronder het stellen van zekerheid voor de vordering of tegenvordering in de hoofdzaak en de kosten van het arbitraal geding ten gronde (artikel 40 lid 2). Deze bevoegdheid wordt niet alleen verleend aan het scheidsgerecht in Arbitraal kort geding als bedoeld in artikel 41, maar ook aan het scheidsgerecht ten gronde wanneer het beslist over een vordering tot voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 40, lid 1, onder a). Artikel 40, lid 2, komt ook overeen met de regel van artikel 1043b, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die in ieder geval van toepassing is in arbitrale procedures met een plaats van arbitrage in Nederland.
14.4. De beslissing over de voorlopige voorzieningen laat de uiteindelijke beslissing in het arbitraal geding ten gronde onverlet (artikel 40, lid 4). De beslissing kan worden genomen in de vorm van een opdracht van het scheidsgerecht (“order”) of in de vorm van een vonnis (artikel 40, lid 3).
14.5 Het scheidsgerecht vonnist binnen twee weken na de laatste zitting. Binnen deze twee weken moet ook de toetsing van het conceptvonnis door de NAI Casemanagementcommissie als bedoeld in artikel 50 lid 4 hebben plaatsgevonden. Bij Arbitraal kort geding duurt de beoordeling in principe maximaal drie werkdagen (voor meer over de beoordeling van het conceptvonnis, zie hoofdstuk 13).
14.6 Het scheidsgerecht kan tijdens of na de zitting mondeling vonnis wijzen als er sprake is van een zodanige spoedeisendheid dat een volledige schriftelijke uitwerking van het vonnis niet kan worden afgewacht (artikel C8 leden 2 t/m 4).
14.7 Arbitraal kort geding kan ook worden gebruikt in internationale arbitrages, ongeacht of de plaats van arbitrage in Nederland is gelegen. Als de plaats van arbitrage in Nederland is gelegen, is het niet nodig om een bodemprocedure te voeren. Als de plaats van arbitrage buiten Nederland ligt, moet dit worden bepaald op basis van het toepasselijke arbitragerecht.
15. Spoedbodemarbitrage (artikel 42 en Appendix D)
15. Spoedbodemarbitrage (artikel 42 en Appendix D)
15.1 Artikel 42 en Bijlage D bevatten de regels voor Spoedbodemarbitrage. Spoedbodemarbitrage biedt een versnelde procedure voor het voeren van de arbitrage.
15.2 Voor automatische toepassing van het Spoedbodemarbitragereglement moet aan drie voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste moet(en) de overeenkomst(en) tot arbitrage door of voor het NAI of overeenkomstig het Reglement zijn gesloten op of na 1 maart 2024. Ten tweede mag het totale bedrag dat de eiser vordert in de arbitrageaanvraag niet hoger zijn dan € 1.000.000. Ten derde mogen de partijen de toepassing van de regels voor versnelde arbitrage niet hebben uitgesloten. Als alternatief zijn de regels voor versnelde arbitrage van toepassing als de partijen schriftelijk instemmen met de toepassing van deze regels (artikel 42, leden 1 en 2).
15.3 Partijen worden op de toepasselijkheid van het Spoedbodemarbitrage Reglement gewezen gelijktijdig met de uitnodiging aan verweerder om een kort antwoord in te dienen (artikel D3 en artikel 9 lid 1).
15.4 Bij Spoedbodemarbitrage als bedoeld in artikel 42 en Bijlage D bestaat het scheidsgerecht uit één arbiter. Het Reglement voorziet in twee uitzonderingen op deze regel: (i) wanneer één van de partijen in de arbitrageaanvraag of het korte antwoord aangeeft een ander (eerder) overeengekomen aantal arbiters te willen aanhouden en (ii) wanneer de partijen in hun overeenkomst tot versnelde arbitrage uitdrukkelijk en specifiek het aantal arbiters en/of de wijze van benoeming van een scheidsgerecht in een versnelde arbitrage hebben bepaald (artikel D4 lid 1).
15.5 Bij gebreke van een specifieke overeenkomst tot arbitrage tussen de partijen, bepaalt het Reglement dat de arbiter wordt benoemd volgens de lijstprocedure (artikel D4, lid 2, artikel D4, lid 3, artikel D4, lid 4).
15.6 Op het verdere verloop van het geding zijn de bepalingen van artikel 42 en Bijlage D van toepassing. Vermeldenswaard zijn de bepaling over de Regiezitting, die uiterlijk veertien dagen na de samenstelling van het scheidsgerecht in elektronische vorm moet worden gehouden (artikel D5), de bepaling over de beperkte uitwisseling van memories (artikel D6) en de bepaling dat slechts één zitting zal worden gehouden, die in elektronische vorm zal plaatsvinden (artikel D8). Er wordt ook verwezen naar de bepaling dat het vonnis moet worden gewezen binnen vijf maanden na de Regiezitting (artikel D11). Binnen deze termijn moet ook de beoordeling van het concept vonnis door de NAI Casemanagementcommissie als bedoeld in artikel 50, lid 4, hebben plaatsgevonden. Normaal gesproken vindt het onderzoek binnen drie werkdagen plaats. Ook de termijn voor de betalingsverplichtingen van een partij is korter. Er wordt slechts één aanmaning naar partijen gestuurd voordat de vordering(en) en/of tegenvordering(en) worden geacht te zijn ingetrokken (artikel D10 lid 2) (zie ook par. 12.8).
15.7 De onderlinge verhouding tussen de arbitrage ten gronde en de versnelde procedure wordt geregeld in artikel D6 lid 3, artikel D7 lid 2, artikel D7 lid 3 en artikel D9.
15.8 De artikelen D6 en D7 bepalen dat wanneer het totale geldelijk belang van de vordering(en) door vermeerdering van de vordering of het instellen van een tegenvordering het bedrag van € 1.000.000,– te boven gaat, het scheidsgerecht, bestaande uit één arbiter, bevoegd blijft, tenzij één der partijen aandringt op het oorspronkelijk overeengekomen andere aantal arbiters. Het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie zal dan de partijen uitnodigen om ieder binnen een bepaalde termijn één of meer arbiters voor te dragen. De arbiter die reeds is benoemd overeenkomstig artikel D4 en artikel 15, lid 3, of artikel 15, lid 2, onder d), van het Reglement wordt dan aangewezen als voorzitter.
15.9 Artikel D9 bepaalt dat uitzonderlijke omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de partijen gezamenlijk en/of het scheidsgerecht een verzoek doen of doet aan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie om te beslissen dat de zaak niet geschikt is om in een Spoedbodemarbitrage te worden beslist. Als het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie besluit dat de zaak niet geschikt is, wordt de zaak voortgezet als een arbitrage ten gronde. Het scheidsgerecht behoudt dan zijn bevoegdheid, tenzij een van de partijen aandringt op het andere aantal arbiters dat oorspronkelijk was overeengekomen. Indien nodig zal het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie de partijen vervolgens uitnodigen om elk binnen een bepaalde termijn een of meer arbiters voor te dragen. De arbiter die op grond van artikel D4 en artikel 15, lid 3, of artikel 15, lid 2, onder d), van het Reglement wordt benoemd, wordt vervolgens als voorzitter aangewezen.
16. Vroegtijdige beslissing (artikel 45)
16.1 Op grond van artikel 45 kan het scheidsgerecht, op verzoek van een partij, een vordering, tegenvordering of verweer dat kennelijk niet-ontvankelijk is, kennelijk buiten de bevoegdheid van het scheidsgerecht valt of kennelijk rechtens ongegrond is, afwijzen.
16.2 Het scheidsgerecht hoort de wederpartij om te beslissen of het verzoek tot vroegtijdige beslissing in behandeling kan worden genomen. Indien het scheidsgerecht beslist dat het verzoek tot vroegtijdige beslissing in behandeling kan worden genomen, moet het scheidsgerecht uitspraak doen binnen 30 dagen nadat het scheidsgerecht aan de partijen heeft medegedeeld dat het verzoek tot vroegtijdige beslissing in behandeling zal worden genomen. De beslissing om een vordering, tegenvordering of verweer door middel van een vroegtijdige beslissing af te wijzen, kan de vorm aannemen van een opdracht van het scheidsgerecht of een vonnis (artikel 45, lid 2). In het bijzonder zal de afwijzing van een vordering de vorm aannemen van een vonnis. De weigering om een vordering af te wijzen kan de vorm aannemen van een opdracht.
17. Consolidatie (artikel 44 en bijlage E)
17.1. Een partij kan bij de NAI Casemanagementcommissie een verzoek indienen tot samenvoeging van arbitrale gedingen met andere arbitrale gedingen waarop het Reglement van toepassing is (artikel 44 lid 1). Deze samenvoeging kan worden gelast voor zover dit geen onredelijke vertraging van het aanhangige geding veroorzaakt (artikel 44 lid 2 en artikel E3).
17.2 De NAI Casemanagementcommissie zendt een afschrift van het verzoek tot voeging aan alle partijen en aan de arbiters, indien deze reeds benoemd zijn, en nodigt de partijen uit om binnen veertien dagen gezamenlijk een samenvoegingsderde te benoemen die op het verzoek tot voeging zal beslissen (artikel 44 lid 1 en artikel E2). Het scheidsgerecht kan de lopende arbitrageprocedure schorsen vanaf de datum van ontvangst van de samenvoegingsaanvraag (artikel E1). Als de partijen het niet eens worden, wijst het verantwoordelijke lid van het NAI Casemanagementcommissie rechtstreeks een samenvoegingsderde aan (artikel E2, lid 1). In beginsel kan geen van de arbiters die zijn benoemd in het arbitraal geding waarvan de consolidatie wordt verzocht, als samenvoegingsdeskundige worden aangewezen (artikel E2, lid 2).
17.3 Alvorens op de samenvoegingsaanvraag te beslissen, stelt de samenvoegingsderde partijen en, voor zover reeds benoemd, de arbiters in de gelegenheid hun standpunten kenbaar te maken (artikel E4).
17.4 Als de samenvoegingsderde opdracht tot samenvoeging geeft, wijzen partijen in onderling overleg de kandidaat-arbiter(s) voor het samengevoegde geding aan. Indien partijen hierover geen overeenstemming bereiken binnen de door het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn, wijst de samenvoegingsderde op voordracht van de meest gerede partij de kandidaat-arbiter(s) aan (artikel E5 lid 1).
17.5 De opdracht aan de arbiter(s) die in het afzonderlijk aangevangen geding is (zijn) benoemd, eindigt indien hij (zij) niet wordt (worden) herbenoemd in het samengevoegde geding. Voor zover nodig stelt de samenvoegingsderde in overleg met de NAI Casemanagementcommissie de beloning vast voor de door deze arbiter(s) verrichte werkzaamheden (artikel E5 lid 2).
18. Wraking (Artikel 23 en Bijlage B)
18.1 Als er na de benoeming van een arbiter gerechtvaardigde twijfel bestaat over de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van die arbiter, kan die arbiter door een partij worden gewraakt. Een partij kan een arbiter niet wraken als zij in zijn of haar benoeming heeft berust, behalve als die partij de grond voor wraking pas achteraf kent (artikel 23 lid 1).
18.2 Een partij die een arbiter wenst te wraken, moet binnen veertien dagen nadat de partij die een arbiter wenst te wraken kennis heeft gekregen van de gronden van de wraking, daarvan schriftelijk mededeling doen aan de betrokken arbiter, aan de wederpartij en, indien het scheidsgerecht uit meer arbiters bestaat, aan de andere arbiters en aan het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie (artikel 23 lid 3).
18.3. De gewraakte arbiter kan zich binnen veertien dagen na ontvangst van een tijdige wraking terugtrekken (artikel 23 leden 6 en 7). Indien een gewraakte arbiter zich terug trekt, houdt dit niet in dat hij aanvaardt dat de redenen voor de wraking gegrond zijn (artikel 23 lid 5). Indien de gewraakte arbiter zich niet terug trekt, zendt het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie het bericht van wraking alleen door aan de voorzitter van het Wrakingscomité als de wraking in dat stadium uitdrukkelijk wordt gehandhaafd door de wrakende partij (artikel 23 lid 7 en artikel B3 lid 1). Indien de wrakende partij de wraking niet uitdrukkelijk handhaaft binnen veertien dagen nadat zij hierom door het verantwoordelijke lid van de Casemanagementcommissieis verzocht, wordt de wraking geacht te zijn ingetrokken.
18.4 Indien de wraking gehandhaafd blijft, stelt de voorzitter van het Wrakingscomité zo snel mogelijk een Wrakingskamer samen bestaande uit drie leden van het Wrakingscomité, die onpartijdig en onafhankelijk beslist of de wraking gegrond is. De Wrakingskamer wijst onder haar leden een voorzitter aan (artikel B3(2)).
18.5 Het Wrakingscomité wordt ingesteld door het Bestuur en is belast met de behandeling van wrakingsverzoeken als bedoeld in artikel 23 van het Reglement en Bijlage B. Het Wrakingscomité is onafhankelijk en staat volledig los van het Secretariaat van het Wrakingscomité en de NAI Casemanagementcommissie. Het Wrakingscomité heeft daartoe ook een eigen secretariaat (artikel B1). Artikel B2 regelt de samenstelling van het Wrakingscomité, de Wrakingskamer en het Secretariaat van het Wrakingscomité.
18.6 De wijze waarop de wrakingsprocedure wordt gevoerd wordt nader uiteengezet in Bijlage B. Alvorens te beslissen over de gegrondheid van de wraking, zal de Wrakingskamer (i) de wrakende partij in de gelegenheid stellen om de redenen die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen schriftelijk nader toe te lichten, (ii) de gewraakte arbiter, de partijen en de andere arbiters van het scheidsgerecht in de gelegenheid stellen om te reageren en (iii) een mondelinge zitting houden (artikel B3 lid 3 en artikel B3 lid 4).
18.7. Treedt een arbiter af naar aanleiding van een wrakingsverzoek of wordt het wrakingsverzoek door het Wrakingscomité gegrond bevonden, dan wordt de betrokken arbiter vervangen volgens de regels die op de oorspronkelijke benoeming van toepassing waren, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (artikel 23 lid 6 en artikel 22 lid 1). Artikel F3 lid 7 geeft het verantwoordelijke lid van de NAI Casemanagementcommissie de discretionaire bevoegdheid om op verzoek van de betrokken arbiter(s) de beloning van deze voormalige arbiter(s) vast te stellen. Onder omstandigheden kan geen vergoeding worden toegekend.
18.8 Onverminderd enige bepaling van dwingend arbitragerecht, kan de Wrakingskamer tijdens of na de mondelinge zitting een mondelinge beslissing nemen indien er sprake is van een zodanige spoedeisendheid dat een volledige schriftelijke uitwerking van de beslissing niet kan worden afgewacht. De mondelinge beslissing moet zowel de beslissing als de hoofdmotivering ervan vermelden. Met inachtneming van het bepaalde in artikel B3 lid 6, dat de schriftelijke beslissing van de Wrakingskamer regelt, wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen twee weken na de mondelinge beslissing een volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing aan partijen ter beschikking gesteld. De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge beslissing alsook de datum waarop de schriftelijke uitwerking van die beslissing wordt vastgesteld (artikel B3, lid 7).
18.9 De kosten van de wraking, waaronder de vergoeding van de leden van de Wrakingskamer, worden vooraf vastgesteld door het Bestuur en betaald door het NAI (artikel B2 lid 9).
18.10 Indien de Wrakingskamer oordeelt dat de wrakende partij misbruik heeft gemaakt van haar recht om een wraking in te stellen, kan de Wrakingskamer beslissen dat een volgende wraking niet in behandeling zal worden genomen. Dit wordt vermeld in de beslissing van een Wrakingskamer (artikel B3(8)).
18.11 De beslissing van de Wrakingskamer kan worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 7, lid 3, van het Reglement (zie paragraaf 5.3).
19. Verwerking van persoonsgegevens (artikel 63)
19.1 Op de verwerking van persoonsgegevens door het NAI is de toepasselijke regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens van toepassing, alsmede de privacy statement van het NAI zoals gepubliceerd op de website (www.nai.nl/privacy-statement).
19.2 Het NAI en het scheidsgerecht kunnen, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van dwingend recht, aanwijzingen geven met betrekking tot de beveiliging van informatie en/of de bescherming van (persoons)gegevens die bindend zijn voor partijen en, in geval van aanwijzingen van het NAI, ook voor het scheidsgerecht (artikel 63 lid 2). Daartoe gebruikt het NAI het NAI arbitrage platform voor zijn zaaksadministratie en -beheer (zie par. 4.3).
20. Uitsluiting van aansprakelijkheid (artikel 64)
20.1 Het NAI, zijn bestuursleden en medewerkers (inclusief de leden van de NAI Casemanagementcommissie), de leden van zijn raad van advies, de leden van het Wrakingscomité, de arbiter(s), de secretaris, de samenvoegingsderde, alle andere personen die door (een van) deze personen zijn benoemd of andere personen die een rol vervullen op grond van het Reglement zijn niet contractueel of anderszins aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun eigen handelen of nalaten of veroorzaakt door het gebruik van hulpmiddelen in of bij arbitrage, een en ander behoudens indien en voor zover dwingend Nederlands recht zich tegen deze uitsluiting van aansprakelijkheid verzet.
20.2 Voor zover zij op grond van het bovenstaande al aansprakelijk zijn, zijn het NAI zijn bestuursleden en zijn medewerkers, waaronder de leden van de NAI Casemanagementcommissie, niet aansprakelijk voor betaling van enig bedrag dat niet door het voorschot wordt gedekt.