NAI Arbitragereglement 2024

Snelle navigatie
NAI Arbitragereglement 2024
EERSTE AFDELING - ALGEMEEN Artikel 1 - Definities Artikel 2 - Nederlands Arbitrage Instituut Artikel 3 - Toepassingsgebied en wijzigingen van het Reglement Artikel 4 - Mededelingen Artikel 5 - Termijnen Artikel 6 - Taal Artikel 7 - Vertrouwelijkheid van de arbitrage en publicatie van vonnissen, opdrachten en beslissingen TWEEDE AFDELING - BEGIN VAN DE ARBITRAGE Artikel 8 - Arbitrageaanvraag Artikel 9 - Korte antwoord Artikel 10 - Strekking van de arbitrageaanvraag en korte antwoord Artikel 11 - Meerdere overeenkomsten Artikel 12 - Beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht DERDE AFDELING - HET SCHEIDSGERECHT Artikel 13 - De arbiter Artikel 14 - Aantal arbiters Artikel 15 - Samenstelling van het scheidsgerecht Artikel 16 - Partijvoordracht voor kandidaat-arbiters Artikel 17 - Lijstprocedure Artikel 18 - Een andere door partijen overeengekomen wijze van samenstelling van het scheidsgerecht Artikel 19 - Samenstelling van het scheidsgerecht bij meerdere eisers en/of verweerders Artikel 20 - Beschikbaarstelling van het arbitragedossier Artikel 21 - Ontheffing van opdracht Artikel 22 - Vervanging van een arbiter Artikel 23 - Wraking van een arbiter Artikel 24 - Secretaris VIERDE AFDELING - PROCEDURE Artikel 25 - Wijze van gedingvoering Artikel 26 - Regiezitting en bepalen procesorde Artikel 27 - Plaats van arbitrage Artikel 28 - Verschijning in persoon of bij procesvertegenwoordiger Artikel 29 - Wisseling van memories Artikel 30 - Tussentijdse regiezitting Artikel 31 - Tegenvordering Artikel 32 - Zitting Artikel 33 - Wijziging van de vordering Artikel 34 - Bewijs in het algemeen Artikel 35 - Overlegging van stukken Artikel 36 - Getuigen en deskundigen Artikel 37 - Benoeming van een deskundige door het scheidsgerecht Artikel 38 - Onderzoek ter plaatse Artikel 39 - Verstek Artikel 40 - Voorlopige voorzieningen in het algemeen Artikel 41 - Arbitraal kort geding Artikel 42 - Spoedbodemarbitrage Artikel 43 - Voeging of tussenkomst en vrijwaring Artikel 44 - Samenvoeging van arbitrale gedingen Artikel 45 - Vroegtijdige beslissing VIJFDE AFDELING - VONNIS Artikel 46 - Termijn Artikel 47 - Soorten vonnis Artikel 48 - Beslissingsmaatstaf Artikel 49 - Beslissing en ondertekening Artikel 50 - Inhoud van het vonnis Artikel 51 - Arbitraal schikkingsvonnis Artikel 52 - Verzending en neerlegging van het vonnis Artikel 53 - Bindende kracht van het vonnis Artikel 54 - Rectificatie van het vonnis Artikel 55 - Aanvullend vonnis ZESDE AFDELING - KOSTEN Artikel 56 - Kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand Artikel 57 - Administratiekosten Artikel 58 - Voorschot, honoraria en kosten van de arbiter(s) Artikel 59 - Kostenveroordeling ZEVENDE AFDELING - SLOTBEPALINGEN Artikel 60 - Tijdig bezwaar Artikel 61 - Bevoegde voorzieningenrechter Artikel 62 - Niet voorziene gevallen Artikel 63 - Verwerking van persoonsgegevens en informatiebeveiliging Artikel 64 - Beperking van aansprakelijkheid Artikel 65 - Forumkeuze Appendices APPENDIX A - DE NAI CASEMANAGEMENTCOMMISSIE EN HET NAI SECRETARIAAT Artikel A1 - Taken en samenstelling Artikel A2 - Werkwijze Artikel A3 - Besluitvorming van de leden van de NAI Casemanagementcommissie APPENDIX B - WRAKINGSPROCEDURE Artikel B1 - Taken van Wrakingcomité, Wrakingskamer en Secretariaat van het Wrakingscomité Artikel B2 - Samenstelling van Wrakingscomité, Wrakingskamer en Secretariaat van het Wrakingscomité Artikel B3 - Werkwijze van Wrakingscomité en Wrakingskamer APPENDIX C - HET ARBITRAAL KORT GEDING Artikel C1 - Arbitrageaanvraag Artikel C2 - Samenstelling van het scheidsgerecht Artikel C3 - Wijze van gedingvoering Artikel C4 - Beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht Artikel C5 - Tegenvordering Artikel C6 - Zitting Artikel C7 - Kosten Artikel C8 - Vonnis APPENDIX D - SPOEDBODEMARBITRAGE Artikel D1 - Toepasselijkheid Artikel D2 - Arbitrageaanvraag Artikel D3 - Korte antwoord Artikel D4 - Samenstelling van het scheidsgerecht Artikel D5 - Regiezitting en bepaling van procesorde Artikel D6 - De procedure Artikel D7 - Tegenvordering Artikel D8 - Zitting Artikel D9 - Beslissing over behandeling van geschil in spoedbodemarbitrage Artikel D10 - Kosten Artikel D11 - Vonnis APPENDIX E - SAMENVOEGING VAN ARBITRALE GEDINGEN Artikel E1 - Verzoek tot samenvoeging Artikel E2 - Aanwijzing samenvoegingsderde Artikel E3 - Vereisten Artikel E4 - Beslissing Artikel E5 - Scheidsgerecht na samenvoeging APPENDIX F - KOSTEN VAN DE ARBITRAGE Artikel F1 - Het geldelijk belang van de vorderingen Artikel F2 - Administratiekosten Artikel F3 - Het honorarium, de verschotten van de arbiter(s) en het voorschot

Ingaande 1 maart 2024

EERSTE AFDELING – ALGEMEEN

Artikel 1 – Definities

In dit reglement hebben de volgende termen de volgende betekenis:

(a)          “benoeming”: de benoeming van een arbiter door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge artikel 15 lid 2 onder (d) of lid 3;

(b)          “Bestuur”: het bestuur van het NAI;

(c)          “dag”: een kalenderdag;

(d)          “derde”: één of, voor zover van toepassing, meer (rechts)personen die een verzoek doen tot voeging of tussenkomst overeenkomstig artikel 43 of één of, voor zover van toepassing, meer (rechts)personen die door een partij in vrijwaring worden opgeroepen overeenkomstig artikel 43;

(e)          “eiser”: één of, voor zover van toepassing, meer eisers;

(f)           “kandidaat-arbiter”: een handelingsbekwame, natuurlijke persoon die overeenkomstig de derde en vierde afdeling als arbiter is voorgedragen om tot arbiter te worden benoemd;

(g)          “NAI”: de Stichting Nederlands Arbitrage Instituut;

(h)          “NAI Casemanagementcommissie”: de door het Bestuur ingestelde commissie wier leden zich toeleggen op het administreren van arbitrages zoals omschreven in het Reglement. De samenstelling van de NAI Casemanagementcommissie en de taken van haar leden zijn nader omschreven in Appendix A;

(i)           “NAI-arbitrageplatform”: een digitaal systeem voor gegevensverwerking van het NAI waarop procesdeelnemers elektronisch stukken kunnen uitwisselen;

(j)           “NAI Secretariaat”: de medewerkers van het NAI die zich toeleggen op de ondersteuning van het administreren van arbitrages door de leden van de NAI Casemanagementcommissie zoals omschreven in het Reglement en Appendix A;

(k)          “overeenkomst tot arbitrage”: een overeenkomst waarbij partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan aan arbitrage te onderwerpen, alsmede de overeenkomst waarbij partijen zich verbinden om de enkele vaststelling van de hoedanigheid of de toestand van zaken, en/of de enkele bepaling van de hoogte van een schadevergoeding of van een verschuldigde geldsom, en/of de aanvulling of wijziging van de rechtsbetrekking zoals bedoeld in het eerste deel van deze zin aan arbitrage te onderwerpen;

(l)           “partij(en)”: eiser en/of verweerder en/of een derde;

(m)        “Reglement”: dit arbitragereglement van het NAI, met inbegrip van Appendices A, B, C, D, E en F, welke Appendices van dit arbitragereglement integraal deel uitmaken;

(n)          “samenvoegingsderde”: degene die belast is met de beslissing op verzoeken tot samenvoeging zoals bedoeld in artikel 44 en Appendix E;

(o)          “scheidsgerecht”: een scheidsgerecht bestaande uit één of meer arbiters dat is samengesteld in overeenstemming met de bepalingen van het Reglement of volgens de van toepassing zijnde regels van arbitragerecht in een arbitrage onder het Reglement;

(p)          “Secretariaat van het Wrakingscomité”: de door het Bestuur aangewezen personen die zich toeleggen op de ondersteuning van de behandeling van wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 23 en Appendix B;

(q)          “stukken”: processtukken en overige bescheiden, met inbegrip van op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, alsmede langs elektronische weg ingediende processtukken en overige bescheiden;

(r)           “verweerder”: één of, voor zover van toepassing, meer verweerders;

(s)          “voorzitter”: de overeenkomstig artikel 15 lid 7, artikel 16, artikel 17, artikel 18, artikel 41, artikel 42 of artikel 44, juncto artikel 15 lid 3 dan wel artikel 15 lid 2 onder (d) benoemde voorzitter van het scheidsgerecht, en in geval van een scheidsgerecht bestaande uit één arbiter, deze arbiter;

(t)           “Wrakingscomité”: het comité dat belast is met de behandeling van wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 23 en Appendix B; en

(u)          “Wrakingskamer”: de door de voorzitter van het Wrakingscomité samengestelde kamer die ingevolge artikel 23 en Appendix B over de gegrondheid van een wraking beslist.

Artikel 2 – Nederlands Arbitrage Instituut

1.           Het NAI is een stichting opgericht naar Nederlands recht.

2.           Het NAI beslecht zelf geen aan een scheidsgerecht voor te leggen of voorgelegde geschillen.

3.           Beslissingen en/of handelingen van de leden van de NAI Casemanagementcommissie, het NAI Secretariaat, het Wrakingscomité, de Wrakingskamer, het Secretariaat van het Wrakingscomité en/of de samenvoegingsderde zijn bindend voor partijen en het scheidsgerecht, tenzij uit het Reglement anders voortvloeit.

4.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, worden partijen en (leden van) het scheidsgerecht geacht afstand te hebben gedaan van elk recht van beroep tegen, en elk recht op herziening of toetsing van, beslissingen zoals genoemd in lid 3.

Artikel 3 – Toepassingsgebied en wijzigingen van het Reglement

1.           Het Reglement is van toepassing als partijen naar arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement hebben verwezen.

2.           Het Reglement is van toepassing in de vorm die het heeft op het tijdstip waarop de arbitrage aanhangig wordt gemaakt. Wijzigingen van het Reglement zijn niet van kracht voor arbitrages die reeds aanhangig zijn op het moment van wijziging van het Reglement.

3.           In afwijking van lid 2 zijn artikel 44 en artikel 48 leden 1 en 3 slechts van toepassing bij overeenkomsten tot arbitrage gesloten op of na 1 januari 2015 waarin partijen naar arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement hebben verwezen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Bij overeenkomsten tot arbitrage gesloten vóór 1 januari 2015 blijft artikel 45, en in verband daarmee artikel 1 onder (g), van het NAI Arbitragereglement 2010 van toepassing. In afwijking van lid 2 is artikel 42 lid 1 slechts van toepassing bij overeenkomsten tot arbitrage gesloten op of na 1 maart 2024.

Artikel 4 – Mededelingen

1.           Alle communicatie geschiedt schriftelijk op de in dit artikel voorziene wijze.

2.           Verzoeken, mededelingen of andere stukken zullen, behoudens het bepaalde in artikel 8 lid 3, artikel 9 leden 1 en 4, artikel 52 en artikel 54 lid 7, uitsluitend elektronisch worden verzonden, dit via e-mail dan wel door middel van verzending naar of plaatsing op het NAI-arbitrageplatform.

3.           Als tijdstip waarop een verzoek, mededeling of ander stuk elektronisch is verzonden geldt:

(a)          als gebruik wordt gemaakt van e-mail: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de verzender geen verantwoordelijkheid draagt; of

(b)          als gebruik wordt gemaakt van het NAI-arbitrageplatform: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk op het NAI-arbitrageplatform is geplaatst.

4.           Als tijdstip waarop een verzoek, mededeling of ander stuk elektronisch is ontvangen geldt:

(a)          als gebruik wordt gemaakt van e-mail: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de ontvanger verantwoordelijkheid draagt; of

(b)          als gebruik wordt gemaakt van het NAI-arbitrageplatform: het tijdstip waarop het verzoek, de mededeling of het ander stuk is geplaatst op het NAI-arbitrageplatform.

Artikel 5 – Termijnen

1.           Voor de toepassing van het Reglement vangt een termijn aan op de dag van verzending van een verzoek, mededeling of ander stuk en, als de verzending niet op de in artikel 4 voorziene elektronische wijze plaatsvindt, op de dag van ontvangst van een verzoek, mededeling of ander stuk, tenzij in het Reglement of door het scheidsgerecht uitdrukkelijk anders is bepaald.

2.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is bevoegd, op verzoek van een partij, het scheidsgerecht, of uit eigen beweging, de termijnen genoemd in artikel 6 leden 2 en 3, artikel 9 lid 4, artikel 13 lid 3, artikel 15 leden 4 en 7, artikel 16 leden 1 en 2, artikel 17 lid 2, artikel 18, artikel 26 leden 1 en 3, artikel 45 lid 2, artikel 46 lid 1, artikel 57 lid 4 en artikel 58 lid 4 te verlengen of te verkorten. Hetzelfde geldt voor de termijnen in artikel C7 lid 2, artikel C8 lid 1, artikel D3, artikel D4 leden 2 en 5, artikel D7 lid 2, artikel D9, artikel D10 lid 2, artikel D11 lid 1, artikel E2 lid 1 en artikel E5 lid 1.

3.           Het scheidsgerecht is bevoegd, op verzoek van een partij of uit eigen beweging, in bijzondere gevallen een door het scheidsgerecht vastgestelde of door partijen overeengekomen termijn te verlengen.

Artikel 6 – Taal

1.           Het geding wordt gevoerd in de taal of talen die partijen zijn overeengekomen of, bij het ontbreken van een dergelijke overeenkomst, in de taal of talen die door het scheidsgerecht is of zijn bepaald. Tot het moment waarop het scheidsgerecht de taal of talen heeft bepaald, is het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie bevoegd om de taal of talen voorlopig vast te stellen.

2.           Tot het moment waarop het scheidsgerecht de taal of talen heeft bepaald zoals bedoeld in lid 1, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, op verzoek van de wederpartij of uit eigen beweging, verlangen dat een partij binnen een door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie bepaalde termijn een vertaling van de door haar ingediende verzoeken, mededelingen en/of andere stukken verstrekt in een taal die de wederpartij beheerst.

3.           Onverminderd het bepaalde in leden 1 en 2, kunnen het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en het scheidsgerecht, als enig verzoek, mededeling of ander stuk is gesteld in een taal die het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie respectievelijk het scheidsgerecht niet beheerst, van de partij die het verzoek of de mededeling doet of het stuk overlegt, verlangen dat die partij binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie dan wel het scheidsgerecht bepaalde termijn zorg draagt voor een vertaling in een door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie dan wel het scheidsgerecht bepaalde taal.

4.           Het scheidsgerecht kan voorzieningen treffen voor de aanwezigheid van een tolk op een zitting.

Artikel 7 – Vertrouwelijkheid van de arbitrage en publicatie van vonnissen, opdrachten en beslissingen

1.           Een arbitrage is vertrouwelijk en alle bij een arbitrage direct of indirect betrokken personen zijn gehouden tot geheimhouding, behoudens en voor zover openbaarmaking uit de wet of de overeenkomst van partijen voortvloeit.

2.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal de kandidaat-arbiter een geheimhoudingsverklaring toesturen. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal de verklaring zoals bedoeld in artikel 13 lid 3, de arbitrageaanvraag, het korte antwoord en overige (proces)afspraken tussen partijen eerst aan de kandidaat-arbiter na ontvangst van de bevestiging van geheimhouding toezenden.

3.           Het NAI is bevoegd een vonnis, een opdracht en een wrakingsbeslissing, zonder vermelding van de namen van partijen en met weglating van verdere gegevens die de identiteit van partijen zouden kunnen openbaren, te (laten of doen) publiceren, tenzij een partij tot uiterlijk twee maanden na dagtekening van het vonnis, de opdracht of de wrakingsbeslissing bij het NAI Secretariaat daartegen bezwaar heeft gemaakt.

TWEEDE AFDELING – BEGIN VAN DE ARBITRAGE

Artikel 8 – Arbitrageaanvraag

1.           Een arbitrage wordt aanhangig gemaakt door de indiening van een arbitrageaanvraag bij het NAI Secretariaat. De arbitrage wordt geacht aanhangig te zijn op de dag van ontvangst van de arbitrageaanvraag door het NAI Secretariaat.

2.           De arbitrageaanvraag bevat de navolgende gegevens:

(a)          de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer, het e-mailadres en in voorkomend geval het btw-nummer van elk van partijen;

(b)          de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de persoon of personen die eiser in de arbitrage vertegenwoordigen;

(c)          het e-mailadres waarop en waarmee eiser voor de duur van de arbitrage en het bepaalde in artikel 52, artikel 54 en artikel 55 voor elektronische communicatie bereikbaar is;

(d)          een korte omschrijving van het geschil;

(e)          een duidelijke opgave van het gevorderde met een opgave van het geldelijk belang van elk van de vorderingen, inclusief rente, alsmede een schatting van het geldelijk belang van elk van de niet in geld gekwantificeerde vorderingen;

(f)           een verwijzing naar de overeenkomst(en) tot arbitrage en eventuele overige overeenkomst(en) waarop de arbitrage betrekking heeft, waarbij afschriften van de desbetreffende overeenkomsten worden meegezonden;

(g)          voor zover van toepassing, de overeenkomst van partijen betreffende de te volgen spoedbodemarbitrage zoals bedoeld in artikel 42 lid 2 dan wel, bij gebreke van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 42 lid 2, de voorkeur van eiser dienaangaande;

(h)          voor zover van toepassing, de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de door eiser of door partijen voorgedragen kandidaat-arbiter(s);

(i)           de wijze van samenstelling van het scheidsgerecht als partijen een wijze van samenstelling zijn overeengekomen die afwijkt van artikel 16;

(j)           de overeenkomst tussen partijen betreffende het aantal arbiters, de kwalificaties van de arbiter(s), de plaats van arbitrage en de taal van de arbitrage dan wel, bij gebreke van een overeenkomst tussen partijen dienaangaande, de voorkeuren van eiser op deze punten;

(k)          de naam van elke partij, niet zijnde partijen in de arbitrage, die een regeling heeft getroffen met een partij in de arbitrage voor de financiering van (tegen)vorderingen op grond waarvan deze laatste partij een economisch belang heeft bij de uitkomst van de arbitrage. Als een dergelijke regeling eerst na indiening van de arbitrageaanvraag is getroffen met een partij in de arbitrage, dan zal deze informatie door deze partij zo spoedig mogelijk gedeeld worden met alle andere partijen in de arbitrage, de (kandidaat-) arbiter(s) en het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie; en

(l)           voor zover van toepassing, overige bijzonderheden betreffende de arbitrale procedure, waaronder de mededeling of de arbitrage met toepassing van artikel 11 lid 1 aanhangig wordt gemaakt.

3.           De arbitrageaanvraag wordt ingediend op één van de in artikel 4 lid 2 voorziene wijzen. Als dit voor eiser niet mogelijk is, kan de arbitrageaanvraag op andere wijze worden ingediend. Het NAI Secretariaat bevestigt aan eiser de ontvangst van de arbitrageaanvraag, onder vermelding van de dag van ontvangst.

4.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is bevoegd de behandeling van de arbitrageaanvraag op te schorten zolang deze niet voldoet aan de in lid 2 genoemde vereisten. De opschorting doet geen afbreuk aan het bepaalde in lid 1.

Artikel 9 – Korte antwoord

1.           Het NAI Secretariaat zendt een afschrift van de arbitrageaanvraag onder vermelding van de dag van ontvangst daarvan aan verweerder en nodigt deze uit schriftelijk in het kort daarop te antwoorden. Eiser ontvangt gelijktijdig een afschrift van de uitnodiging.

2.           Het korte antwoord bevat de volgende gegevens:

(a)          de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer, het e-mailadres en in voorkomend geval het btw-nummer van verweerder;

(b)          de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de persoon of personen die verweerder in de arbitrage vertegenwoordigen;

(c)          het e-mailadres waarop en waarmee verweerder voor de duur van de arbitrage en het bepaalde in artikel 52, artikel 54 en artikel 55 voor elektronische communicatie bereikbaar is;

(d)          een reactie op de in artikel 8 lid 2 onder (e), (f) en (g) bedoelde gegevens en, voor zover het gaat om een voordracht van kandidaat-arbiter(s) door partijen, de in artikel 8 lid 2 onder (h), (i) en

(j) bedoelde gegevens;

(e)          voor zover van toepassing, de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de door verweerder of door partijen voorgedragen kandidaat-arbiter(s);

(f)           de naam van elke partij, niet zijnde partijen in de arbitrage, die een regeling heeft getroffen met een partij in de arbitrage voor de financiering van (tegen)vorderingen op grond waarvan deze laatste partij een economisch belang heeft bij de uitkomst van de arbitrage. Als een dergelijke regeling eerst na indiening van het korte antwoord is getroffen met een partij in de arbitrage, dan zal deze informatie door deze partij zo spoedig mogelijk gedeeld worden met alle andere partijen in de arbitrage, de (kandidaat-) arbiter(s) en het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie; en

(g)          voor zover van toepassing, overige bijzonderheden betreffende de arbitrale procedure, waaronder een reactie op de door eiser genoemde bijzonderheden zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 onder (l).

3.           In het korte antwoord kan verweerder met inachtneming van het bepaalde in artikel 31 lid 2 een tegenvordering tegen eiser instellen. De vereisten genoemd in artikel 8 lid 2 onder (d), (e), (f) en (l) zijn op het instellen van de tegenvordering van overeenkomstige toepassing.

4.           Het korte antwoord wordt binnen veertien dagen na verzending van de in lid 1 bedoelde uitnodiging ingediend bij het NAI Secretariaat op één van de in artikel 4 lid 2 voorziene wijzen, onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan eiser. Als elektronische verzending voor verweerder niet mogelijk is, kan het korte antwoord binnen deze termijn onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan eiser op andere wijze worden ingediend bij het NAI Secretariaat. Het NAI Secretariaat bevestigt de ontvangst van het korte antwoord aan partijen.

Artikel 10 – Strekking van de arbitrageaanvraag en korte antwoord

1.           De arbitrageaanvraag en het korte antwoord doen geen afbreuk aan het recht van partijen om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29, een memorie van eis respectievelijk een memorie van antwoord in te dienen.

2.           Voor zover het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie bij de bepaling van een inschatting van het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en), bij de bepaling van het aantal arbiters en/of bij een rechtstreekse benoeming van de arbiter(s) is betrokken, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan de arbitrageaanvraag en het korte antwoord de nodige informatie ontlenen.

Artikel 11 – Meerdere overeenkomsten

1.           Onverminderd de overige bepalingen in het Reglement, kunnen vorderingen met betrekking tot geschillen die uit meer dan één overeenkomst zijn ontstaan in één arbitrage worden behandeld voor zover deze geschillen tussen dezelfde partijen aan arbitrage bij het NAI of volgens het Reglement zijn onderworpen.

2.           Als een partij voorafgaande aan de voltooiing van de samenstelling van het scheidsgerecht betwist dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, beslist het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie of het de arbitrage overeenkomstig het bepaalde in lid 1 administreert, dit vooruitlopend op een eventuele beslissing van het scheidsgerecht op grond van lid 3.

3.           Zodra het scheidsgerecht is samengesteld kan een partij zich ten overstaan van het scheidsgerecht erop beroepen dat aan de voorwaarden van lid 1 niet is voldaan. Het scheidsgerecht beslist met inachtneming van het bepaalde in lid 1.

Artikel 12 – Beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht

1.           Een partij die in de arbitrage is verschenen en die een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wenst te doen, dient dit te doen voor alle weren, te weten uiterlijk in de memorie van antwoord dan wel, bij gebreke daarvan, bij het eerste schriftelijke of mondelinge verweer na de samenstelling van het scheidsgerecht.

2.           Door mee te werken aan de benoeming van de arbiter(s) op de wijze zoals voorzien in de derde en vierde afdeling verliezen partijen niet het recht om een beroep te doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.

3.           Als een in de arbitrage verschenen partij heeft nagelaten zich in overeenstemming met het bepaalde in lid 1 op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht te beroepen, vervalt haar recht daarop later, in de arbitrage of bij de rechter, alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil niet vatbaar is voor arbitrage.

4.           Het scheidsgerecht oordeelt over een beroep op zijn onbevoegdheid.

5.           Als het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart, geldt de onbevoegdverklaring als een arbitraal vonnis. De bepalingen van de vijfde, zesde en zevende afdeling zijn onverkort van toepassing.

6.           De overeenkomst tot arbitrage dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. Het scheidsgerecht is bevoegd te oordelen over het bestaan en de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan de overeenkomst tot arbitrage deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft.

7.           Een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht verhindert niet dat het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de behandeling van de arbitrage administreert. Het Reglement is hierop van toepassing.

DERDE AFDELING – HET SCHEIDSGERECHT

Artikel 13 – De arbiter

1.           Elke handelingsbekwame, natuurlijke persoon kan tot arbiter worden benoemd. Behoudens het in artikel 16 lid 3 en artikel 17 lid 4 bepaalde is geen persoon om reden van zijn of haar nationaliteit van benoeming uitgesloten.

2.           Een arbiter zal zijn of haar opdracht onafhankelijk, onpartijdig en naar beste weten uitvoeren.

3.           Een kandidaat-arbiter die het voornemen heeft de opdracht als arbiter te aanvaarden dient voorafgaand aan de benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een verklaring af te leggen waarin zijn of haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid, beschikbaarheid, elektronische bereikbaarheid volgens de bepalingen van het Reglement en aanvaarding van de opdracht, onder voorwaarde van benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, worden bevestigd. Een kandidaat-arbiter die het vermoeden heeft dat gerechtvaardigde twijfel zou kunnen bestaan over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, doet daarvan onder vermelding van de vermoedelijke reden(en) in de verklaring schriftelijk mededeling. Voorafgaand aan de benoeming zendt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de verklaring in afschrift aan partijen en, als het scheidsgerecht uit meer arbiters bestaat, aan de medearbiter(s) dan wel aan de andere kandidaat-arbiter(s) en stelt een termijn vast waarbinnen partijen eventuele opmerkingen kunnen indienen.

4.           Een arbiter die hangende de arbitrage het vermoeden krijgt dat gerechtvaardigde twijfel zou kunnen ontstaan over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid, doet daarvan onverwijld onder vermelding van de vermoedelijke reden(en) mededeling aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, partijen en, als het scheidsgerecht uit meer arbiters bestaat, de medearbiters.

Artikel 14 – Aantal arbiters

1.           Het geding zal worden gevoerd ten overstaan van één arbiter of een ander oneven aantal arbiters.

2.           Ingeval partijen het aantal arbiters niet zijn overeengekomen, of als de overeengekomen wijze van bepaling van het aantal arbiters niet wordt uitgevoerd en partijen niet alsnog tot overeenstemming komen over het aantal, stelt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie het aantal vast op één of drie, rekening houdend met de voorkeuren van partijen, de omvang van het geschil, het geldelijk belang van de vorderingen, de complexiteit van het geschil en het belang van partijen bij een efficiënte gedingvoering.

3.           Indien de partijen een even aantal arbiters zijn overeengekomen, wordt een aanvullend arbiter als voorzitter benoemd overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 lid 2.

Artikel 15 – Samenstelling van het scheidsgerecht

1.           De samenstelling van het scheidsgerecht is voltooid zodra de arbiter(s) is (zijn) benoemd.

2.           De samenstelling van het scheidsgerecht kan op grond van de volgende wijzen plaatsvinden:

(a)          een voordracht van een kandidaat-arbiter door een partij of partijen dan wel een voordracht van een kandidaat-arbiter door de reeds benoemde arbiters zoals bedoeld in artikel 16 en artikel E5 lid 1;

(b)          een voordracht ingevolge de lijstprocedure zoals bedoeld in artikel 17 en artikel D4;

(c)          een door partijen overeengekomen wijze van voordracht van de arbiter(s) zoals bedoeld in artikel 18;

(d)          een rechtstreekse benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge artikel C2 dan wel ingevolge lid 7, artikel 16, artikel 17, artikel 18 en artikel D4 als de daarin voorgeschreven wijze niet tot enige benoeming heeft geleid;

(e)          een voordracht door de samenvoegingsderde ingevolge artikel E5 lid 1, als de daarin voorgeschreven wijze niet tot enige benoeming heeft geleid.

3.           Volgend op de voordracht van een kandidaat-arbiter ingevolge lid 2 onder (a), (b), (c) en (e) benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie met inachtneming van het bepaalde in leden 6 en 7 de genoemde kandidaat-arbiter als arbiter. Op een rechtstreekse benoeming ingevolge lid 2 onder (d) is lid 6 van overeenkomstige toepassing.

4.           Behoudens het bepaalde in artikel 18, artikel C2 lid 3 en artikel D4 lid 5, geschiedt een benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie binnen drie maanden nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt.

5.           Bij de voordracht of de benoeming van kandidaat-arbiter(s) respectievelijk arbiter(s) op grond van het Reglement zullen partijen, de persoon of personen die hen vertegenwoordigen, de arbiter(s) en het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zich rekenschap geven van de voordelen van diversiteit en inclusiviteit.

6.           Een persoon wordt ingevolge het bepaalde in deze afdeling en artikel C2, artikel D4 en artikel E5 door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet tot arbiter benoemd als de benoeming niet in overeenstemming is met het Reglement of de desbetreffende persoon naar het oordeel van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie onvoldoende waarborgen biedt voor een deugdelijke arbitrage.

7.           Als de voordracht van de kandidaat-arbiter ingevolge lid 6 niet wordt gevolgd, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie binnen veertien dagen nadat het dit aan de kandidaat-arbiter, partijen en de al benoemde arbiter(s) kenbaar heeft gemaakt, de partij(en) die gerechtigd was dan wel waren de desbetreffende kandidaat-arbiter voor te dragen dan wel de co-arbiters die op basis van artikel 16 lid 2 gerechtigd waren de desbetreffende kandidaat-voorzitter voor te dragen dan wel de samenvoegingsderde die op basis van artikel E5 lid 1 gerechtigd was de desbetreffende kandidaat-arbiter(s) voor te dragen, verzoeken een andere kandidaat-arbiter voor te dragen. Indien partijen benoeming op grond van de in artikel 17 genoemde lijstprocedure zijn overeengekomen, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, in overeenstemming met die procedure ten aanzien van andere dan in de aanvankelijke lijst vermelde personen, partijen verzoeken voorkeuren en/of bezwaren te uiten. Op grond van het vorenstaande zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, met in achtneming van het bepaalde in lid 6, een (co-)arbiter dan wel een voorzitter benoemen. Als dit niet resulteert in de benoeming van een arbiter, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de desbetreffende arbiter rechtstreeks benoemen.

Artikel 16 – Partijvoordracht voor kandidaat-arbiters

1.           Voor een scheidsgerecht bestaande uit één arbiter zullen partijen, uiterlijk veertien dagen na verzending van het korte antwoord, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie in kennis stellen van de naam, het adres, de postcode, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de door hen gezamenlijk voorgedragen kandidaat-arbiter. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal deze kandidaat-arbiter ingevolge artikel 15 lid 3 benoemen. Als een dergelijke kennisgeving niet binnen deze periode door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is ontvangen, zal dit lid de arbiter rechtstreeks benoemen.

2.           Als een scheidsgerecht bestaande uit drie of meer arbiters moet worden samengesteld, zullen eiser en verweerder in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord elk een kandidaat-arbiter voordragen om ingevolge artikel 15 lid 3 door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie als co-arbiter te worden benoemd. Als in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord voor de benoeming van een arbiter een voordracht achterwege blijft, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de desbetreffende arbiter rechtstreeks benoemen. De twee benoemde co-arbiters zullen binnen veertien dagen na een daartoe strekkend verzoek van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, gezamenlijk en in samenspraak met laatstgenoemde, een voorzitter van het scheidsgerecht benoemen onder vermelding van de naam, het adres, de woonplaats, het telefoonnummer en het e-mailadres van de voorzitter. Als een dergelijke kennisgeving niet binnen deze periode door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie is ontvangen, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de arbiter rechtstreeks benoemen.

3.           Als in een arbitrage tussen partijen die niet dezelfde nationaliteit bezitten een scheidsgerecht uit drie of meer arbiters moet bestaan, kan elk van partijen in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord verlangen dat de voorzitter niet de nationaliteit van een van partijen bezit.

Artikel 17 – Lijstprocedure

1.           Partijen kunnen in afwijking van de in artikel 16 voorziene wijze van samenstelling overeenkomen dat de arbiter(s) wordt dan wel worden voorgedragen in overeenstemming met de in dit artikel voorziene lijstprocedure. In geval van een voordracht van de kandidaat-arbiter(s) in overeenstemming met de lijstprocedure zendt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan partijen de in lid 2 bedoelde lijst zo spoedig mogelijk na ontvangst van het korte antwoord of, bij gebreke van indiening daarvan, na het verstrijken van de termijn voor indiening van het korte antwoord.

2.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zendt aan elk van partijen een gelijkluidende lijst met namen van personen. Deze lijst bevat ten minste drie namen ingeval één arbiter moet worden benoemd en ten minste negen namen, waarvan drie potentiële voorzitters, ingeval drie of meer arbiters moeten worden benoemd. Een partij kan op de lijst de namen van personen schrappen tegen wie bij deze partij overwegende bezwaren bestaan en de overblijvende namen in de volgorde van haar voorkeur nummeren. Niet wordt verlangd dat een partij een afschrift van de lijst aan de wederpartij toestuurt. Heeft het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een lijst niet binnen veertien dagen na verzending van een partij terugontvangen, dan wordt aangenomen dat alle daarop voorkomende personen voor die partij gelijkelijk als arbiter aanvaardbaar zijn.

3.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie nodigt, met inachtneming van de eventueel door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren, personen voorkomend op de lijst uit om als arbiter op te treden. Op basis van de door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie vervolgens de arbiter(s). Als uit de door partijen teruggezonden lijsten blijkt dat op de lijst onvoldoende personen voorkomen die voor elk van de partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, dan wel een persoon de uitnodiging van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie om als arbiter op te treden niet wil of kan aannemen dan wel om andere redenen blijkt niet als arbiter te kunnen optreden en onvoldoende personen zijn overgebleven die voor elk van partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overgaan tot de rechtstreekse benoeming van een persoon die niet was vermeld op de aan partijen verstrekte lijst.

4.           Als in een arbitrage tussen partijen die niet dezelfde nationaliteit bezitten in overeenstemming met dit artikel een scheidsgerecht moet worden samengesteld, kan elk van partijen door kennisgeving aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie in de arbitrageaanvraag respectievelijk het korte antwoord verlangen dat de voorzitter niet de nationaliteit van een van partijen bezit.

Artikel 18 – Een andere door partijen overeengekomen wijze van samenstelling van het scheidsgerecht

Als partijen een wijze van samenstelling van het scheidsgerecht zijn overeengekomen die afwijkt van artikel 16 of artikel 17, vindt de voordracht van (een) kandidaat-arbiter(s) om als arbiter(s) te worden benoemd plaats op de wijze zoals door partijen overeengekomen. Als de overeengekomen wijze van samenstelling van het scheidsgerecht geheel of ten dele niet binnen de door partijen overeengekomen termijn of, bij gebreke daarvan, binnen vier weken nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt is uitgevoerd, benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de desbetreffende arbiter(s) rechtstreeks.

Artikel 19 – Samenstelling van het scheidsgerecht bij meerdere eisers en/of verweerders

1.           Als sprake is van meerdere eisers en/of verweerders en de wijze van samenstelling van het scheidsgerecht plaatsvindt zoals in artikel 16 voorzien, zullen, bij een scheidsgerecht bestaande uit drie of meer arbiters, eisers gezamenlijk en verweerders gezamenlijk een arbiter voordragen.

2.           Als eisers gezamenlijk dan wel verweerders gezamenlijk er niet in slagen binnen de in artikel 16 lid 2 gestelde termijn een kandidaat-arbiter voor te dragen, zullen alle leden van het scheidsgerecht worden benoemd op de in artikel 17 voorziene wijze.

Artikel 20 – Beschikbaarstelling van het arbitragedossier

1.           Onmiddellijk volgend op de benoeming van alle leden van het scheidsgerecht stelt het NAI Secretariaat het arbitragedossier beschikbaar aan het scheidsgerecht. Het NAI Secretariaat doet hiervan onverwijld mededeling aan partijen.

2.           Nadat het NAI Secretariaat het arbitragedossier aan het scheidsgerecht overeenkomstig lid 1 beschikbaar heeft gesteld, zenden partijen hun verzoeken, mededelingen en andere stukken rechtstreeks aan het scheidsgerecht met gelijktijdige toezending daarvan aan alle andere partijen. Elk verzoek, mededeling of ander stuk wordt gelijktijdig aan het NAI Secretariaat gezonden. De voorgaande zin geldt tevens voor verzoeken, mededelingen of andere stukken van het scheidsgerecht aan partijen.

Artikel 21 – Ontheffing van opdracht

1.           Een arbiter kan op eigen verzoek hetzij met instemming van partijen, hetzij met instemming van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van zijn of haar opdracht worden ontheven.

2.           Een arbiter kan door partijen gezamenlijk van zijn of haar opdracht worden ontheven. Partijen doen direct mededeling van de ontheffing van de opdracht aan de desbetreffende arbiter en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, de medearbiters, alsook aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie.

3.           Een arbiter kan, als hij of zij rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn of haar opdracht te vervullen, op verzoek van een van partijen door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van zijn of haar opdracht worden ontheven.

4.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan uit eigen beweging een arbiter van zijn of haar opdracht ontheffen als hij of zij (i) rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn of haar opdracht te vervullen, of (ii) zijn of haar opdracht niet in overeenstemming met het Reglement uitvoert.

5.           Een scheidsgerecht kan als het, ondanks herhaalde aanmaning, zijn opdracht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert, op verzoek van een van partijen door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van zijn opdracht worden ontheven.

6.           In de gevallen genoemd in de leden 1, 3, 4 en 5 gaat het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet tot ontheffing van de opdracht over dan nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kenbaar te maken.

Artikel 22 – Vervanging van een arbiter

1.           Een arbiter die, dan wel een scheidsgerecht dat, om welke reden dan ook van zijn of haar opdracht is ontheven, wordt vervangen volgens de regelen die van toepassing waren op de oorspronkelijke wijze van benoeming, tenzij partijen een andere wijze van vervanging zijn overeengekomen. Hetzelfde geldt bij overlijden van een arbiter.

2.           Voor de duur van de vervanging van een arbiter dan wel een scheidsgerecht is het geding van rechtswege geschorst. Na de vervanging wordt het geding voortgezet in de stand waarin het zich bevond voorafgaand aan de vervanging, tenzij het scheidsgerecht de zaak geheel of gedeeltelijk opnieuw wenst te behandelen.

Artikel 23 – Wraking van een arbiter

1.           Een arbiter kan door een partij in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel worden gewraakt als gerechtvaardigde twijfel bestaat over zijn of haar onpartijdigheid of onafhankelijkheid. Een partij kan een arbiter niet wraken als zij in diens benoeming heeft berust, tenzij de reden tot wraking haar eerst later bekend is geworden.

2.           Een partij die redenen heeft een arbiter te wraken, legt daaraan redenen ten grondslag op straffe van verval van recht zich daarop later in het arbitraal geding of bij de rechter te beroepen.

3.           De wrakende partij brengt de wraking, onder opgave van redenen, schriftelijk ter kennis van de betrokken arbiter, de wederpartij, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, de medearbiters. De kennisgeving wordt gedaan binnen veertien dagen nadat de reden tot wraking aan de wrakende partij bekend is geworden.

4.           Het scheidsgerecht kan op elk moment vanaf de dag van ontvangst van de kennisgeving, zoals bedoeld in lid 3, het arbitraal geding schorsen.

5.           Trekt een gewraakte arbiter zich terug, dan impliceert dit niet een aanvaarding van de gegrondheid van de redenen tot wraking. Trekt een gewraakte arbiter zich terug, dan bericht het NAI Secretariaat dit schriftelijk aan partijen en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, de medearbiters.

6.           Trekt de gewraakte arbiter zich terug of wordt zijn of haar wraking door de Wrakingskamer gegrond bevonden, dan wordt de arbiter van zijn of haar opdracht ontheven en wordt hij of zij vervangen overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 lid 1.

7.           Trekt een gewraakte arbiter zich niet binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van een tijdig uitgebrachte kennisgeving zoals bedoeld in lid 3 terug, dan wordt bij tijdige handhaving van de wraking op grond van artikel B3 lid 2 over de gegrondheid van de wraking door een Wrakingskamer beslist.

8.           Op de wrakingsprocedure zoals bedoeld in dit artikel is Appendix B van toepassing.

Artikel 24 – Secretaris

1.           Op verzoek van het scheidsgerecht kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een jurist als secretaris aan een scheidsgerecht toevoegen. Het bepaalde in artikel 7 lid 2, artikel 13, artikel 15 lid 3, artikel 21, artikel 22 en artikel 23 is van overeenkomstige toepassing op een secretaris.

2.           De werkzaamheden van een secretaris worden uitgevoerd voor, namens en onder toezicht van het scheidsgerecht. Een secretaris heeft geen beslissingsbevoegdheid. Het is het scheidsgerecht niet toegestaan enige beslissingsbevoegdheid aan een secretaris over te dragen.

VIERDE AFDELING – PROCEDURE

Artikel 25 – Wijze van gedingvoering

1.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, bepaalt het scheidsgerecht de wijze waarop en de termijnen waarbinnen het geding zal worden gevoerd, met inachtneming van eventuele afspraken daarover tussen partijen, de bepalingen van het Reglement en de omstandigheden van de arbitrage.

2.           Het scheidsgerecht behandelt partijen op voet van gelijkheid. Het scheidsgerecht stelt partijen over en weer in de gelegenheid hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten en zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle stukken en andere gegevens die in het geding ter kennis van het scheidsgerecht zijn gebracht. Bij zijn beslissing baseert het scheidsgerecht zijn oordeel ten nadele van een van partijen niet op stukken en andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten.

3.           Het scheidsgerecht waakt tegen onredelijke vertraging van het geding en treft zo nodig, op verzoek van een partij of uit eigen beweging, maatregelen teneinde een rechtvaardige, efficiënte en finale beslechting van het geschil te bewerkstelligen.

4.           Als een partij niet of op onvolledige wijze voldoet aan enige bepaling genoemd in de vierde afdeling dan wel aan een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht ingevolge de bepalingen van de vierde afdeling, kan het scheidsgerecht daaraan de gevolgtrekkingen verbinden die het geraden acht.

5.           Partijen, de persoon of personen die hen vertegenwoordigen, het scheidsgerecht, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en het NAI Secretariaat zullen rekening houden met duurzaamheidsaspecten tijdens het verloop van het geding.

Artikel 26 – Regiezitting en bepalen procesorde

1.           Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie weken nadat het NAI Secretariaat het arbitragedossier aan het scheidsgerecht beschikbaar heeft gesteld overeenkomstig artikel 20 lid 1, vindt een regiezitting plaats. Het scheidsgerecht bepaalt het tijdstip en de plaats, alsmede de wijze waarop de regiezitting plaatsvindt.

2.           Tijdens de regiezitting zal het scheidsgerecht in elk geval het volgende adresseren:

(a)          mede gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 onder (e), het geldelijk belang van de vordering of elk van de vorderingen, inclusief rente, alsmede het geldelijk belang van niet in geld gekwantificeerde vorderingen;

(b)          de vraag of, mede gelet op de aard van de zaak, de spoedbodemarbitrage zoals bedoeld in artikel 42 al dan niet moet of kan worden gevolgd;

(c)          het gebruik van elektronische middelen, in het bijzonder het NAI-arbitrageplatform, alsmede de noodzaak van specifieke beveiligingsmaatregelen wanneer van elektronische middelen gebruik wordt gemaakt;

(d)          de wens of noodzaak tot uitwisseling van nadere memories na de wisseling van de memorie van eis en de memorie van antwoord zoals bedoeld in artikel 29;

(e)          voorkeuren betreffende de tussentijdse regiezitting zoals bedoeld in artikel 30;

(f)           de bewijsvoering zoals bedoeld in artikel 34;

(g)          de wens of noodzaak tot overlegging van stukken zoals bedoeld in artikel 35;

(h)          de wens of noodzaak tot bewijslevering door middel van het horen van getuigen en/of deskundigen zoals bedoeld in artikel 36 en artikel 37 en de wijze waarop dit bewijs zal worden geleverd;

(i)           aanwijzingen of maatregelen betreffende de bescherming van persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 63.

3.           Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twee weken na de regiezitting, stelt het scheidsgerecht na overleg met partijen de procesorde vast, dit met inbegrip van een (voorlopig) tijdschema voor het verdere verloop van de arbitrage, inclusief een voorlopige datum van het arbitraal vonnis met inachtneming van het bepaalde in artikel 46 lid 1.

Artikel 27 – Plaats van arbitrage

1.           Als de plaats van arbitrage niet door partijen bij overeenkomst is bepaald, geldt Amsterdam als de plaats van arbitrage.

2.           Ongeacht de plaats van arbitrage, kan het scheidsgerecht zitting houden, beraadslagen, getuigen en deskundigen horen op elke plaats, in of buiten Nederland, die het daartoe geschikt acht.

Artikel 28 – Verschijning in persoon of bij procesvertegenwoordiger

Elke partij kan in het geding in persoon verschijnen of zich doen vertegenwoordigen door een advocaat dan wel door een daartoe schriftelijk gevolmachtigde. Elke partij kan zich door personen van haar keuze doen bijstaan.

Artikel 29 – Wisseling van memories

1.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, worden eiser en verweerder door het scheidsgerecht in de gelegenheid gesteld een memorie van eis respectievelijk een memorie van antwoord in te dienen.

2.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, is het scheidsgerecht vrij te bepalen of nadere memories kunnen worden ingediend.

Artikel 30 – Tussentijdse regiezitting

Het scheidsgerecht kan in elke stand van het geding en zal in elk geval na de memorie van antwoord een, al dan niet door middel van elektronische middelen plaatsvindende, tussentijdse regiezitting gelasten voor het geven van inlichtingen, voor overleg over het verdere verloop van de arbitrage dan wel voor het beproeven van een schikking. Het scheidsgerecht kan daarbij ook de punten van artikel 26 lid 2 opnieuw adresseren. Het scheidsgerecht kan, na partijen te hebben gehoord, zijn voorzitter aanwijzen om de tussentijdse regiezitting te houden, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

Artikel 31 – Tegenvordering

1.           Een tegenvordering is toelaatbaar als daarop dezelfde arbitrageovereenkomst als waarop de vordering is gebaseerd van toepassing is dan wel diezelfde arbitrageovereenkomst door partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend van toepassing is verklaard.

2.           Een tegenvordering die niet uiterlijk bij memorie van antwoord wordt ingesteld dan wel, bij gebreke daarvan, niet uiterlijk wordt ingesteld bij het eerste schriftelijke of mondelinge verweer gevoerd nadat het NAI Secretariaat het arbitragedossier aan het scheidsgerecht beschikbaar heeft gesteld op grond van artikel 20 lid 1, kan nadien niet meer in dezelfde arbitrage worden ingesteld, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het scheidsgerecht.

3.           Artikel 11, artikel 12, artikel 29, artikel 33, artikel 39, artikel 57, artikel 58 en Appendix F zijn op de tegenvordering van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32 – Zitting

1.           Het scheidsgerecht stelt partijen in de gelegenheid hun zaak op een zitting mondeling toe te lichten, tenzij partijen daarvan afzien. Het scheidsgerecht bepaalt het tijdstip en de plaats van de zitting, alsmede de wijze waarop de zitting plaatsvindt.

2.           Het scheidsgerecht kan, behalve partijen en de personen genoemd in artikel 24, artikel 28, artikel 36 en artikel 37, na overleg met partijen andere personen op de zitting toelaten.

3.           Behoudens in de gevallen voorzien in artikel 30 en artikel 34 lid 2 worden zittingen gehouden ten overstaan van het volledige scheidsgerecht.

4.           Blijft een partij in gebreke, ofschoon daartoe behoorlijk opgeroepen, op een zitting te verschijnen, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht het arbitraal geding voortzetten en vonnis wijzen.

Artikel 33 – Wijziging van de vordering

1.           Een partij kan haar vordering of de gronden daarvan schriftelijk veranderen of vermeerderen uiterlijk tot aan het begin van de laatste zitting of, als geen zitting plaatsvindt, uiterlijk bij de laatst toegestane memorie. Nadien is dit niet meer geoorloofd, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het scheidsgerecht. Een partij kan haar vordering(en) te allen tijde verminderen. Artikel F2 lid 5 is onverkort van toepassing.

2.           De wederpartij is bevoegd tegen een verandering of vermeerdering van de vordering bezwaar te maken als zij daardoor in haar verweer onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor onredelijk wordt vertraagd. Het scheidsgerecht zal, nadat het partijen in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord, zo spoedig mogelijk op het bezwaar van de wederpartij beslissen.

3.           Een niet verschenen partij zoals bedoeld in artikel 39 wordt door het scheidsgerecht in de gelegenheid gesteld zich over een verandering of vermeerdering uit te laten.

Artikel 34 – Bewijs in het algemeen

1.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, staan de bewijsvoering, de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijs ter vrije bepaling van het scheidsgerecht.

2.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht, na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, zijn voorzitter aanwijzen om getuigen of deskundigen te horen dan wel om een plaatsopneming of bezichtiging te houden.

Artikel 35 – Overlegging van stukken

1.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, gaan de memories zoals bedoeld in artikel 29 zoveel mogelijk vergezeld van de stukken waarop partijen zich beroepen.

2.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht, op verzoek van één van partijen of uit eigen beweging, inzage, een afschrift of een uittreksel van bepaalde, door het scheidsgerecht voor het geschil relevant geachte stukken bevelen van de partij die deze stukken tot haar beschikking heeft. Het scheidsgerecht bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop inzage, een afschrift of een uittreksel van stukken wordt verschaft.

Artikel 36 – Getuigen en deskundigen

1.           Het scheidsgerecht kan partijen toestaan bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen en deskundigen, dan wel, op verzoek van één van partijen of uit eigen beweging, partijen bevelen om bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen en deskundigen.

2.           Het scheidsgerecht kan de vorm bepalen waarin verklaringen van getuigen en deskundigen worden gegeven. Een partij kan bij de in artikel 29 bedoelde memories schriftelijke verklaringen van getuigen of door haar ingewonnen adviezen van deskundigen overleggen. Als een partij dit verzoekt of het scheidsgerecht dit bepaalt, wordt de deskundige door de partij die het advies heeft overgelegd opgeroepen om op de zitting een nadere toelichting te geven.

3.           Als een mondeling verhoor van getuigen of deskundigen plaatsvindt, bepaalt het scheidsgerecht het tijdstip, de plaats en volgorde van het mondeling verhoor en de wijze waarop het verhoor zal plaatsvinden.

4.           De namen van de getuigen of deskundigen die een partij wenst te doen horen, worden tijdig aan het scheidsgerecht en de wederpartij meegedeeld.

5.           Als het scheidsgerecht het nodig oordeelt, hoort het de getuigen nadat deze de eed of de belofte hebben afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

6.           Het scheidsgerecht beslist of, en in welke vorm, een verslag van het verhoor wordt opgemaakt. Als de voorzitter in overeenstemming met artikel 34 lid 2 de getuigen of deskundigen hoort, dient in elk geval een verslag van het verhoor te worden opgemaakt.

Artikel 37 – Benoeming van een deskundige door het scheidsgerecht

1.           Het scheidsgerecht kan één of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een schriftelijk advies. Het scheidsgerecht raadpleegt partijen over de aan de deskundige te verstrekken opdracht. Het scheidsgerecht zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de beslissing tot de benoeming van een deskundige en van de aan de deskundige gegeven opdracht aan partijen.

2.           Als een partij de deskundige niet de door hem of haar vereiste inlichtingen verschaft of de door hem of haar benodigde medewerking verleent, kan de deskundige het scheidsgerecht verzoeken de desbetreffende partij daartoe opdracht te geven.

3.           Na ontvangst van het rapport van de deskundige wordt dit in afschrift door het scheidsgerecht zo spoedig mogelijk aan partijen toegezonden.

4.           Op verzoek van één van partijen worden de deskundigen in een zitting van het scheidsgerecht gehoord. Als een partij een dergelijk verzoek wenst te doen, deelt zij dit zo spoedig mogelijk mee aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij. Ter zitting stelt het scheidsgerecht partijen in de gelegenheid de deskundige vragen te stellen.

5.           Onverminderd het in lid 4 bepaalde stelt het scheidsgerecht partijen in de gelegenheid zich uit te laten over het advies van de door het scheidsgerecht benoemde deskundigen.

Artikel 38 – Onderzoek ter plaatse

Het scheidsgerecht kan, op verzoek van één van partijen of uit eigen beweging, in of buiten Nederland, een plaatselijke gesteldheid opnemen of zaken bezichtigen. Het scheidsgerecht stelt partijen in de gelegenheid bij de plaatsopneming of bezichtiging aanwezig te zijn en zich nadien over de plaatsopneming of bezichtiging uit te laten.

Artikel 39 – Verstek

1.           Blijft eiser in gebreke binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn een memorie van eis zoals bedoeld in artikel 29 in te dienen of binnen een door het scheidsgerecht bepaalde termijn zijn vordering in overeenstemming met een opdracht van het scheidsgerecht naar behoren toe te lichten, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht bij vonnis, of op een andere wijze die het scheidsgerecht daartoe geschikt acht, een einde maken aan het arbitraal geding.

2.           Blijft verweerder in gebreke binnen de door het scheidsgerecht bepaalde termijn een memorie van antwoord zoals bedoeld in artikel 29 in te dienen, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld en zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht aanstonds vonnis wijzen.

3.           Bij het vonnis bedoeld in lid 2 wordt de vordering geheel of gedeeltelijk toegewezen, tenzij deze het scheidsgerecht onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het scheidsgerecht kan, alvorens vonnis te wijzen, van eiser bewijs van één of meer van zijn stellingen verlangen.

Artikel 40 – Voorlopige voorzieningen in het algemeen

1.           Een scheidsgerecht kan de volgende voorlopige voorzieningen treffen:

(a)          tijdens een aanhangig arbitraal geding ten gronde kan het scheidsgerecht op verzoek van één van partijen, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, een met de ingestelde (tegen) vordering samenhangende voorlopige voorziening treffen;

(b)          ongeacht of een arbitraal geding ten gronde aanhangig is kan in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, een daartoe afzonderlijk samengesteld scheidsgerecht op verzoek van één van partijen, met inachtneming van artikel 41, een voorlopige voorziening treffen in arbitraal kort geding. Als de plaats van arbitrage voor het arbitraal geding ten gronde niet is bepaald, geldt voor het arbitraal kort geding Amsterdam als plaats van arbitrage.

2.           Het scheidsgerecht zoals bedoeld in lid 1 kan in samenhang met de door elke partij verzochte voorlopige voorziening het stellen van afdoende zekerheid verlangen, met inbegrip van zekerheidstelling voor de (tegen)vordering in de hoofdzaak en de kosten van het arbitraal geding ten gronde.

3.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan de beslissing over de voorlopige voorziening worden genomen in de vorm van een opdracht van het scheidsgerecht of in de vorm van een arbitraal vonnis, waarop de bepalingen van de vijfde en zesde afdeling en artikel 7 lid 3 van toepassing zijn. Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een partij, nadat overige partij(en) in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord, onder vermelding van het verzoek, een opdracht van het scheidsgerecht omzetten in een arbitraal vonnis.

4.           De beslissing over de voorlopige voorziening prejudicieert op geen enkele wijze het uiteindelijke oordeel van het scheidsgerecht in het arbitraal geding ten gronde.

Artikel 41 – Arbitraal kort geding

Het arbitraal kort geding zoals bedoeld in artikel 40 lid 1 onder (b) wordt aanhangig gemaakt in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in Appendix C. Voorts zijn op het arbitraal kort geding artikel 40 leden 2, 3 en 4 alsmede de eerste en zevende afdeling van toepassing. De bepalingen van de tweede tot en met de zesde afdeling zijn slechts van toepassing voor zover daarnaar in Appendix C wordt verwezen.

Artikel 42 – Spoedbodemarbitrage

1.           De in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage is van toepassing als:

(a)          de overeenkomst(en) tot arbitrage strekkende tot arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement op of na 1 maart 2024 is dan wel zijn gesloten;

(b)          het in de arbitrageaanvraag door eiser gevorderde in totaal niet meer dan € 1.000.000 beloopt; en

(c)          partijen de toepassing van de regeling voor spoedbodemarbitrage niet hebben uitgesloten.

2.           Partijen kunnen, ook als niet is voldaan aan het bepaalde in lid 1, schriftelijk overeenkomen dat de in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage van toepassing is.

3.           Een spoedbodemarbitrage wordt aanhangig gemaakt in overeenstemming met Appendix D.

4.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, zijn op een spoedbodemarbitrage de bepalingen van de eerste en zevende afdeling van overeenkomstige toepassing. De bepalingen van de tweede tot en met de zesde afdeling zijn op een spoedbodemarbitrage slechts van toepassing voor zover daarnaar in dit artikel en Appendix D wordt verwezen.

5.           Als het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge het bepaalde in artikel D9 beslist dat de zaak niet geschikt is om te worden beslist in een spoedbodemarbitrage, dan wordt de zaak als bodemarbitrage voortgezet.

Artikel 43 – Voeging of tussenkomst en vrijwaring

1.           Op schriftelijk verzoek van een derde die enig belang heeft bij een arbitraal geding waarop het Reglement van toepassing is, kan het scheidsgerecht deze toestaan zich daarin te voegen of tussen te komen, mits tussen partijen en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen in de arbitrage. Door de toelating van de voeging of tussenkomst wordt de derde partij in het geding.

2.           Het verzoek wordt bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan partijen en aan het scheidsgerecht.

3.           Ongeacht of tussen partijen en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen, stemt de derde door indiening van het verzoek tot voeging of tussenkomst ermee in dat de bepalingen van de zesde afdeling en zevende afdeling, behoudens artikel 61, van overeenkomstige toepassing zijn.

4.           Op schriftelijk verzoek van een partij kan het scheidsgerecht deze toestaan een derde schriftelijk in vrijwaring op te roepen, mits tussen de belanghebbende partij en de derde dezelfde overeenkomst tot arbitrage geldt of van kracht wordt als tussen de oorspronkelijke partijen in de arbitrage.

5.           Het scheidsgerecht stelt partijen en de derde, na ontvangst van een verzoek zoals bedoeld in leden 1 en 4, in de gelegenheid hun mening over het verzoek kenbaar te maken. Het scheidsgerecht laat een voeging, tussenkomst of vrijwaring niet toe als het scheidsgerecht van oordeel is dat met toelating ervan onredelijke vertraging van het arbitraal geding te verwachten valt. Het scheidsgerecht laat evenmin een vrijwaring toe als het scheidsgerecht het op voorhand onaannemelijk acht dat de derde verplicht zal zijn de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van de belanghebbende partij te dragen.

6.           Het scheidsgerecht kan na ontvangst van een verzoek zoals bedoeld in leden 1 en 4, het geding schorsen. Na de opheffing van de schorsing of toelating van een voeging of tussenkomst dan wel vrijwaring bepaalt het scheidsgerecht de verdere gang van zaken van het geding, tenzij partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien.

Artikel 44 – Samenvoeging van arbitrale gedingen

1.           Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, kan een partij in overeenstemming met Appendix E ten aanzien van een aanhangig arbitraal geding waarop het Reglement van toepassing is een aan te wijzen samenvoegingsderde verzoeken de samenvoeging te gelasten met een ander aanhangig arbitraal geding waarop het Reglement van toepassing is.

2.           Samenvoeging kan worden gelast voor zover:

(a)          zij geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden; en

(b)          tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

3.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, zijn op het verzoek tot samenvoeging en/of op de eventueel daaropvolgende benoeming van arbiter(s) en vaststelling van de beloning van arbiter(s) Appendix E alsmede de bepalingen van de zesde afdeling en zevende afdeling, behoudens artikel 61, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45 – Vroegtijdige beslissing

1.           Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht ten aanzien van één of meer juridische en/of feitelijke geschilpunten door middel van een vroegtijdige beslissing oordelen dat een (tegen)vordering of verweer:

(a)          kennelijk niet-ontvankelijk is;

(b)          kennelijk buiten de bevoegdheid van het scheidsgerecht valt; of

(c)          kennelijk juridisch ongegrond is.

2.           Het scheidsgerecht beslist, na de wederpartij gehoord te hebben, of het verzoek tot een vroegtijdige beslissing zoals bedoeld in lid 1 in behandeling kan worden genomen. Als het scheidsgerecht het verzoek in behandeling neemt, worden partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen alvorens het scheidsgerecht op het verzoek beslist. De vroegtijdige beslissing kan worden genomen in de vorm van een opdracht van het scheidsgerecht of in de vorm van een arbitraal vonnis, waarop de bepalingen van de vijfde en de zesde afdeling en artikel 7 lid 3 van toepassing zijn. Het scheidsgerecht doet uitspraak binnen dertig dagen nadat het scheidsgerecht partijen heeft meegedeeld dat het verzoek tot een vroegtijdige beslissing in behandeling wordt genomen.

VIJFDE AFDELING – VONNIS

Artikel 46 – Termijn

1.           Het scheidsgerecht zal binnen acht weken na de laatste zitting zoals bedoeld in artikel 32 of na de laatst toegestane memorie van één van partijen in de arbitrage vonnis wijzen. In alle gevallen wordt het vonnis met bekwame spoed gewezen.

2.           Onverminderd het bepaalde in artikel 54 en artikel 55, eindigt de opdracht van het scheidsgerecht door verzending van het eindvonnis aan partijen.

Artikel 47 – Soorten vonnis

Het scheidsgerecht kan een geheel of gedeeltelijk eindvonnis dan wel een tussenvonnis wijzen. Het scheidsgerecht kan overeenkomstig artikel 51 de inhoud van een schikking in een arbitraal vonnis vastleggen.

Artikel 48 – Beslissingsmaatstaf

1.           Behoudens het bepaalde in artikel 3 lid 3, beslist het scheidsgerecht naar de regelen des rechts.

2.           Ingeval partijen een rechtskeuze hebben gedaan, beslist het scheidsgerecht naar de door partijen aangewezen regelen des rechts. Als een dergelijke rechtskeuze niet heeft plaatsgevonden, beslist het scheidsgerecht volgens de regelen des rechts die het in aanmerking acht te komen.

3.           Het scheidsgerecht beslist als goede personen naar billijkheid als partijen het daartoe bij overeenkomst opdracht hebben gegeven.

4.           In alle gevallen houdt het scheidsgerecht bij de beslissing rekening met de toepasselijke handelsgebruiken.

Artikel 49 – Beslissing en ondertekening

1.           Als het scheidsgerecht uit drie of meer arbiters bestaat, beslist het bij meerderheid van stemmen.

2.           Als het scheidsgerecht uit drie of meer arbiters bestaat, kunnen procedurele zaken van ondergeschikt belang door de voorzitter worden beslist als daartoe door de co-arbiters bevoegdheid is verleend, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

3.           Het vonnis dat de beslissing bevat wordt in ten minste drie exemplaren op schrift gesteld en door de arbiter, dit in geval een scheidsgerecht uit één arbiter bestaat, of door alle arbiters, dit in geval een scheidsgerecht uit meerdere personen bestaat, ondertekend.

4.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan het vonnis ook in elektronische vorm worden opgemaakt door het te voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).

5.           Weigert een minderheid van de arbiters te ondertekenen, dan wordt daarvan door de andere arbiters in het door hen ondertekende vonnis melding gemaakt. Een overeenkomstige melding vindt plaats als een minderheid niet in staat is te ondertekenen en niet verwacht kan worden dat het beletsel daartoe binnen korte tijd zal zijn opgeheven.

6.           In het vonnis wordt geen melding gemaakt van de mening van een minderheid. Een minderheid kan haar mening in een afzonderlijk schriftelijk stuk aan de medearbiters en partijen tot uiting brengen. Dit stuk wordt niet geacht deel uit te maken van het vonnis.

Artikel 50 – Inhoud van het vonnis

1.           Het vonnis bevat in elk geval:

(a)          de naam en de woonplaats van de arbiter, dit in geval een scheidsgerecht uit één arbiter bestaat, of de namen en woonplaatsen van alle arbiters, dit in geval een scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat;

(b)          de namen en de woonplaatsen van partijen;

(c)          een kort overzicht van de procedure;

(d)          een weergave van de (tegen)vordering(en);

(e)          de gronden voor de in het vonnis gegeven beslissing;

(f)           de vaststelling en veroordeling tot betaling van de arbitragekosten zoals bedoeld in artikel 59;

(g)          de vermelding of overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 het scheidsgerecht naar de regelen des rechts dan wel als goede personen naar billijkheid beslist;

(h)          de beslissing;

(i)           de plaats van de uitspraak zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 lid 1; en

(j)           de dagtekening van de uitspraak.

2.           Als het scheidsgerecht in de vorm van een opdracht een voorlopige voorziening treft dan wel een tussenvonnis of een gedeeltelijk eindvonnis wijst, kunnen de vaststelling van en veroordeling tot betaling van de arbitragekosten genoemd in lid 1 onder (f) worden aangehouden tot een later tijdstip in het geding.

3.           In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder (e) geeft het vonnis geen gronden voor de gegeven beslissing als, nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt, partijen schriftelijk overeenkomen dat geen gronden voor de beslissing worden gegeven.

4.           Het scheidsgerecht zendt een concept van het vonnis aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan met betrekking tot het bepaalde in lid 1 onder (a), (b), (c), (d), (f), (g), (i) en (j) aanbevelingen doen, dit zonder afbreuk te doen aan de beslissingsvrijheid van het scheidgerecht. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan het scheidsgerecht voorts wijzen op kennelijke reken- of schrijffouten in het concept van het vonnis of op daarin voorkomende andere kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen en op het daarin nalaten te beslissen over een of meer (tegen)vorderingen die aan het oordeel van het scheidsgerecht zijn onderworpen. Het scheidsgerecht blijft verantwoordelijk voor zowel de inhoud als de vorm van het vonnis.

Artikel 51 – Arbitraal schikkingsvonnis

1.           Als gedurende het geding tussen partijen een schikking tot stand komt, kunnen partijen gezamenlijk het scheidsgerecht verzoeken de inhoud daarvan in een arbitraal vonnis vast te leggen.

2.           Het in lid 1 bedoelde vonnis, houdende een schikking tussen partijen, geldt als een arbitraal vonnis waarop de bepalingen van deze afdeling, de zesde afdeling en artikel 7 lid 3 van toepassing zijn, met dien verstande dat het vonnis, in afwijking van het bepaalde in artikel 50 lid 1 onder (e), geen gronden voor de gegeven beslissing behoeft te bevatten.

Artikel 52 – Verzending en neerlegging van het vonnis

1.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zorgt namens het scheidsgerecht ervoor dat zo spoedig mogelijk een origineel van het vonnis aan partijen wordt toegezonden.

2.           Een origineel van het vonnis wordt gedurende tien jaren in het archief van het NAI bewaard. Elke partij kan gedurende die periode het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie verzoeken een door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gewaarmerkt afschrift van een origineel van het vonnis te verstrekken.

Artikel 53 – Bindende kracht van het vonnis

Een arbitraal vonnis is bindend voor partijen met ingang van de dag waarop het is gewezen. Partijen verplichten zich ertoe het vonnis zo spoedig als mogelijk na te komen.

Artikel 54 – Rectificatie van het vonnis

1.           Een partij kan tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken een kennelijke rekenfout, kennelijke schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent in het vonnis te verbeteren.

2.           Als de gegevens, genoemd in artikel 50 lid 1 onder (a), (b), (i) en (j) onjuist zijn vermeld of geheel of gedeeltelijk in het vonnis ontbreken, kan een partij tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis het scheidsgerecht schriftelijk de verbetering van die gegevens verzoeken.

3.           Het verzoek wordt bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan het scheidsgerecht en de wederpartij.

4.           Het scheidsgerecht kan tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis ook uit eigen beweging tot de verbetering zoals bedoeld in lid 1 of lid 2 overgaan.

5.           Voordat het scheidsgerecht op het verzoek zoals bedoeld in lid 1 of lid 2 beslist of uit eigen beweging tot verbetering zoals bedoeld in lid 4 overgaat, stelt het partijen in de gelegenheid zich daarover uit te laten.

6.           Gaat het scheidsgerecht tot verbetering over, dan wordt deze door het scheidsgerecht in een apart stuk vermeld, welk stuk geacht wordt deel uit te maken van het vonnis. Het stuk wordt in ten minste drievoud opgesteld en bevat:

(a)          de gegevens vermeld in artikel 50 lid 1 onder (a) en (b);

(b)          een verwijzing naar het vonnis waarop het herstel betrekking heeft;

(c)          de verbetering;

(d)          de datum van de verbetering, met dien verstande dat de datum van het vonnis waarop de verbetering betrekking heeft bepalend blijft; en

(e)          een ondertekening waarop het bepaalde in artikel 49 van toepassing is.

7.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zorgt ervoor dat het in lid 6 bedoelde stuk zo spoedig mogelijk aan partijen wordt toegezonden. Het bepaalde in artikel 52 is van overeenkomstige toepassing.

8.           Wijst het scheidsgerecht het verzoek tot verbetering af, dan deelt het dit, door tussenkomst van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, aan partijen mee.

Artikel 55 – Aanvullend vonnis

1.           Heeft het scheidsgerecht nagelaten te beslissen over een of meer (tegen)vorderingen die aan zijn oordeel waren onderworpen, dan kan een partij, tot drie maanden na de dag van verzending van het vonnis, het scheidsgerecht verzoeken een aanvullend vonnis te wijzen.

2.           Het verzoek wordt bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan het scheidsgerecht en de wederpartij.

3.           Voordat het scheidsgerecht op het verzoek beslist, stelt het partijen in de gelegenheid zich daarover uit te laten.

4.           Een aanvullend vonnis geldt als een arbitraal vonnis waarop de bepalingen van deze afdeling van toepassing zijn.

5.           Wijst het scheidsgerecht een verzoek tot een aanvullend vonnis af, dan deelt het dit, door tussenkomst van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, aan partijen mee.

ZESDE AFDELING – KOSTEN

Artikel 56 – Kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand

1.           Onder de kosten van de arbitrage wordt verstaan:

(a)          de administratiekosten;

(b)          het honorarium van de arbiter(s) en de verschotten van de arbiter(s); en

(c)          de overige kosten die de arbitrage naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijkerwijs met zich meebrengt.

2.           De kosten van juridische bijstand maken geen onderdeel uit van de kosten van de arbitrage.

Artikel 57 – Administratiekosten

1.           Bij de indiening van de arbitrageaanvraag is eiser, binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn, administratiekosten verschuldigd zoals deze worden vastgesteld door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig Appendix F.

2.           Als verweerder een tegenvordering instelt, is verweerder, binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn, eveneens administratiekosten verschuldigd zoals deze worden vastgesteld door het verantwoordelijk lid van NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig Appendix F.

3.           Met inachtneming van artikel F1 lid 3 en artikel F2 lid 4, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gedurende de procedure de administratiekosten verhogen als blijkt dat het totale geldelijk belang van de (tegen)vorderingen hoger is dan (aanvankelijk) aangenomen bij de vaststelling van de administratiekosten als bedoeld in leden 1 en 2. In geval van een verhoging van de administratiekosten, is eiser respectievelijk verweerder een aanvulling op de administratiekosten verschuldigd volgens het bepaalde in artikel F2.

4.           Als na een tweede aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de door een partij verschuldigde administratiekosten niet binnen veertien dagen door het NAI zijn ontvangen, wordt deze partij geacht haar (tegen) vordering(en) te hebben ingetrokken. Deze partij wordt op grond van deze intrekking niet belet dezelfde (tegen)vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.

Artikel 58 – Voorschot, honoraria en kosten van de arbiter(s)

1.           Zo spoedig mogelijk na de samenstelling van het scheidsgerecht overlegt het scheidsgerecht met het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie over de hoogte van een voorschot voor het honorarium en de verschotten van de arbiter(s) die eiser dan wel verweerder ingevolge lid 2 verschuldigd is, welk voorschot bij ontvangst door het NAI in depot zal worden gehouden. De hoogte van het voorschot wordt vastgesteld door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig het bepaalde in artikel F3.

2.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal van eiser een voorschot verlangen. Als verweerder een tegenvordering heeft ingesteld, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ook van verweerder een voorschot verlangen. Uit het voorschot worden de in artikel 56 lid 1 onder (b) genoemde kosten betaald. Uit het voorschot worden tevens voldaan het honorarium en de verschotten van de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie benoemde secretaris, de door het scheidsgerecht benoemde deskundige, technische bijstand of tolk, indien en voor zover deze kosten door het scheidsgerecht zijn gemaakt. Als partijen neerlegging van het vonnis ter griffie zijn overeengekomen, wordt het voorschot ook aangewend ter voldoening van de kosten daarvan.

3.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan de hoogte van het voorschot opnieuw vaststellen overeenkomstig artikel F3 en aanvulling van het in depot te houden voorschot van eiser en/of verweerder verlangen tot uiterlijk veertien dagen na de laatste zitting of tot uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de door het scheidsgerecht laatst toegestane memorie.

4.           Het scheidsgerecht is bevoegd de arbitrage ten aanzien van de (tegen)vordering(en) op te schorten zolang de desbetreffende partij het van haar verlangde voorschot niet heeft voldaan. Als het NAI het van een partij verlangde voorschot niet binnen veertien dagen na een tweede aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie heeft ontvangen, wordt die partij geacht haar (tegen)vordering(en) te hebben ingetrokken. Deze partij wordt op grond van deze intrekking niet belet dezelfde (tegen) vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.

5.           Van het voorschot in depot wordt door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan het scheidsgerecht en partijen mededeling gedaan.

6.           In overleg met het scheidsgerecht stelt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overeenkomstig het bepaalde in artikel F3 voor (elk van) de arbiter(s) het honorarium en de verschotten naar redelijkheid vast.

7.           Als een arbiter voorafgaand aan het laatste eindvonnis van zijn of haar opdracht is ontheven of de opdracht van het scheidsgerecht voorafgaand aan het laatste eindvonnis is beëindigd, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, op verzoek van de desbetreffende arbiter of van het scheidsgerecht en in overeenstemming met artikel F3 lid 7, voor (elk van) de arbiter(s) een vergoeding vaststellen voor het honorarium en de verschotten. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan in verband daarmee, in afwijking van het bepaalde in lid 3, aanvulling van het voorschot van eiser en/of verweerder verlangen.

Artikel 59 – Kostenveroordeling

1.           Met inachtneming van het bepaalde in artikel 56, artikel 57, artikel 58 alsook het bepaalde in Appendix F, stelt het scheidsgerecht de kosten van de arbitrage vast.

2.           Het scheidsgerecht veroordeelt een partij in de kosten van de arbitrage. De partij die in het ongelijk is gesteld wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de arbitrage, behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het scheidsgerecht. Als partijen elk voor een deel in het ongelijk zijn gesteld, kan het scheidsgerecht partijen gedeeltelijk veroordelen in de kosten van de arbitrage.

3.           Het scheidsgerecht kan de partij die in het ongelijk is gesteld veroordelen tot betaling van een redelijke vergoeding voor juridische bijstand van de partij die in het gelijk is gesteld, indien en voor zover deze kosten naar het oordeel van het scheidsgerecht noodzakelijk waren.

4.           Bij het nemen van een beslissing over de verdeling van de kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand kan het scheidsgerecht acht slaan op de wijze van procederen alsmede op de vraag of elk van partijen een spoedig en efficiënt procesverloop heeft bevorderd. Als naar het oordeel van het scheidsgerecht een partij het arbitraal geding onredelijk heeft vertraagd, kan het scheidsgerecht dit in zijn beslissing over de verdeling van de kosten van de arbitrage en de kosten van juridische bijstand betrekken.

5.           Het scheidsgerecht houdt bij de veroordeling tot betaling van de kosten rekening met het ingevolge artikel 58 gestorte voorschot. Voor zover het door een partij gestorte voorschot wordt aangewend voor betaling van de kosten van de arbitrage waarin de andere partij in overeenstemming met lid 2 is veroordeeld, wordt laatstgenoemde partij veroordeeld dit bedrag aan eerstgenoemde partij te vergoeden.

6.           Veroordeling tot betaling van de kosten van de arbitrage kan ook geschieden zonder dat dit door een partij uitdrukkelijk is gevorderd.

ZEVENDE AFDELING – SLOTBEPALINGEN

Artikel 60 – Tijdig bezwaar

Een partij die in het geding is verschenen, dient zonder onredelijke vertraging bezwaar te maken bij het scheidsgerecht, met een afschrift aan de wederpartij en het NAI Secretariaat, zodra zij weet of redelijkerwijs behoort te weten dat is gehandeld in strijd met of is nagelaten te handelen overeenkomstig enige bepaling van het Reglement, de overeenkomst tot arbitrage dan wel een opdracht, beslissing of maatregel van het scheidsgerecht. Laat een partij dit na, dan vervalt het recht daarop nadien, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen.

Artikel 61 – Bevoegde voorzieningenrechter

Als de plaats van arbitrage in Nederland is gelegen, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd voor de zaken als bedoeld in artikel 1027 lid 3 (benoeming van de arbiter(s)), artikel 1028 (bevoorrechte positie van een partij bij benoeming van de arbiter(s)) en artikel 1041a (horen van een onwillige getuige) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 62 – Niet voorziene gevallen

Onverminderd het bepaalde in artikel 25 lid 1 dient in alle gevallen die niet zijn voorzien in het Reglement te worden gehandeld in overeenstemming met de geest van het Reglement.

Artikel 63 – Verwerking van persoonsgegevens en informatiebeveiliging

1.           De verwerking van persoonsgegevens door het NAI is onderworpen aan de toepasselijke regelgeving inzake bescherming van persoonsgegevens, alsmede aan de NAI-privacyverklaring die raadpleegbaar is op de website van het NAI.

2.           Het NAI en het scheidsgerecht kunnen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bepalingen van dwingend recht, aanwijzingen geven met betrekking tot de beveiliging van informatie en/ of bescherming van (persoons)gegevens die bindend zijn voor partijen, en, in het geval van aanwijzingen van het NAI, ook voor het scheidsgerecht.

Artikel 64 – Beperking van aansprakelijkheid

Het NAI, zijn bestuursleden en werknemers, met inbegrip van de leden van de NAI Casemanagementcommissie, de leden van de raad van advies, de leden van het Wrakingscomité, de arbiter(s), de secretaris, de samenvoegingsderde, eventuele andere door (een van) hen in de zaak betrokken personen dan wel andere personen die uit hoofde van het Reglement een rol vervullen, zijn contractueel noch buitencontractueel aansprakelijk voor eventuele schade door eigen of andermans handelen of nalaten of door gebruik van hulpzaken in of rond een arbitrage, een en ander tenzij en voor zover dwingend Nederlands recht aan deze exoneratie in de weg zou staan. Het NAI, zijn bestuursleden en werknemers, met inbegrip van de leden van de NAI Casemanagementcommissie, zullen, voor zover zij op grond van het vorenstaande al aansprakelijk zijn, niet aansprakelijk zijn voor de betaling van enig bedrag dat niet door het voorschot is gedekt.

Artikel 65 – Forumkeuze

De rechtsverhouding tussen arbiter(s) en partijen, tussen arbiter(s) en het NAI en tussen het NAI en partijen, alsmede de rechtsverhouding tussen arbiters, partijen of het NAI en andere personen die uit hoofde van het Reglement een rol vervullen, wordt beheerst door Nederlands recht. De rechtbank Amsterdam is bevoegd tot kennisneming van alle geschillen die uit of met betrekking tot de genoemde rechtsverhoudingen ontstaan.

Appendices

APPENDIX A – DE NAI CASEMANAGEMENTCOMMISSIE EN HET NAI SECRETARIAAT

Artikel A1 – Taken en samenstelling

1.           De leden van de NAI Casemanagementcommissie leggen zich toe op het administreren van arbitrages zoals omschreven in het Reglement en Appendix A. De NAI Casemanagementcommissie bestaat uit de als zodanig door het Bestuur aangewezen werknemers van het NAI. De NAI Casemanagementcommissie bestaat uit ten minste drie leden.

2.           Het NAI Secretariaat ondersteunt de leden van de NAI Casemanagementcommissie bij de uitvoering van de leden van de NAI Casemanagementcommissie toekomende taken en bevoegdheden zoals genoemd in het Reglement. Tevens draagt het NAI Secretariaat zorg voor het in ontvangst nemen en het verzenden van stukken zoals voorzien in het Reglement. Het NAI Secretariaat bestaat uit Counsel, Legal Counsel en Case Managers.

Artikel A2 – Werkwijze

1.           De leden van de NAI Casemanagementcommissie verdelen onderling het werk dat moet worden verricht op het administreren van de bij het NAI aanhangige arbitrages. De leden van de NAI Casemanagementcommissie kunnen, met het oog op afwezigheid of anderszins, werkzaamheden tijdelijk of blijvend aan elkaar overdragen. Voor partijen en arbiters is inzichtelijk welk lid van de NAI Casemanagementcommissie verantwoordelijk is voor de administratie van een specifieke arbitrage.

2.           De leden van de NAI Casemanagementcommissie kunnen onderling overleg voeren over hun werkzaamheden op de arbitrages die zij administreren, ook waar het aangelegenheden in individuele arbitrages betreft.

3.           De leden van de NAI Casemanagementcommissie worden voor hun werkzaamheden ondersteund door één of meer leden van het NAI Secretariaat. Voor partijen en arbiters is inzichtelijk welk lid van het NAI Secretariaat een lid van de NAI Casemanagementcommissie bij zijn werkzaamheden ondersteunt.

Artikel A3 – Besluitvorming van de leden van de NAI Casemanagementcommissie

Elk lid van de NAI Casemanagementcommissie is zelfstandig beslissingsbevoegd ten aanzien van het administreren van een specifieke arbitrage waarvoor het desbetreffende lid overeenkomstig artikel A2 lid 1 verantwoordelijk is.

APPENDIX B – WRAKINGSPROCEDURE

Artikel B1 – Taken van Wrakingcomité, Wrakingskamer en Secretariaat van het Wrakingscomité

1.           Het Wrakingscomité is het door het Bestuur samengestelde comité dat belast is met de behandeling van wrakingsverzoeken zoals bedoeld in artikel 23 van het Reglement en Appendix B.

2.           De Wrakingskamer is de door de voorzitter van het Wrakingscomité samengestelde kamer die over de gegrondheid van de wraking ingevolge artikel 23 van het Reglement en Appendix B beslist.

3.           Het Secretariaat van het Wrakingscomité ondersteunt het Wrakingscomité en de Wrakingskamer bij de uitvoering van de aan hen toegekende bevoegdheden.

Artikel B2 – Samenstelling van Wrakingscomité, Wrakingskamer en Secretariaat van het Wrakingscomité

1.           Het Wrakingscomité bestaat uit tenminste zes leden, waaronder in ieder geval één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter.

2.           De leden van het Wrakingscomité worden benoemd en ontslagen door het Bestuur. Het Bestuur wijst uit de leden van het Wrakingscomité één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter aan.

3.           Leden van het Bestuur, de werknemers van het NAI of de raad van advies van het NAI zijn niet benoembaar tot een lid van het Wrakingscomité.

4.           Bij ontstentenis of belet van de voorzitter van het Wrakingscomité neemt de plaatsvervangend voorzitter van het Wrakingscomité zijn of haar taken waar.

5.           Een lid van het Wrakingscomité wordt benoemd voor een periode van maximaal vier jaar en is hoogstens eenmaal voor een periode van maximaal vier jaar herbenoembaar. Het Wrakingscomité stelt een rooster van aftreden op.

6.           Een lid van het Wrakingscomité defungeert:

1.           door zijn overlijden;

2.           door zijn faillissement, surseance van betaling of schuldsanering;

3.           bij het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;

4.           door aftreden volgens het rooster;

5.           door schriftelijke opzegging;

6.           door zijn ontslag door het Bestuur; of

7.           door de aanvaarding van de benoeming tot lid van het Bestuur of van de raad van advies van het NAI alsook door indiensttreding bij het NAI.

7.           Een Wrakingskamer wordt door de voorzitter van het Wrakingscomité samengesteld en bestaat uit drie leden van het Wrakingcomité.

8.           Het Wrakingscomité heeft een secretariaat zoals bedoeld in artikel B1 lid 3. Het Bestuur wijst personen aan die van het Secretariaat van het Wrakingscomité deel uitmaken.

9.           De leden van een Wrakingskamer en de leden van het Secretariaat van het Wrakingscomité ontvangen een door het Bestuur te bepalen vaste vergoeding voor hun werkzaamheden.

Artikel B3 – Werkwijze van Wrakingscomité en Wrakingskamer

1.           Als bij een wraking zoals bedoeld in artikel 23 van het Reglement de gewraakte arbiter zich niet terugtrekt, stuurt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, voor zover de wrakende partij de wraking na het daartoe strekkend verzoek van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie uitdrukkelijk handhaaft, de kennisgeving van de wraking zoals bedoeld in artikel 23 lid 3 van het Reglement aan de voorzitter van het Wrakingscomité. Als de wrakende partij de wraking niet binnen veertien dagen na het daartoe strekkend verzoek van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie uitdrukkelijk handhaaft, wordt de wraking geacht te zijn ingetrokken.

2.           De voorzitter van het Wrakingscomité stelt bij handhaving van de wraking zo spoedig mogelijk een Wrakingskamer samen uit drie leden van het Wrakingscomité die onpartijdig en onafhankelijk over de gegrondheid van de wraking beslist. De Wrakingskamer benoemt uit haar midden één voorzitter.

3.           De Wrakingskamer stelt de wrakende partij binnen een door de Wrakingskamer te bepalen termijn in de gelegenheid de aan de kennisgeving van de wraking ten grondslag gelegde redenen zoals bedoeld in artikel 23 lid 3 van het Reglement, schriftelijk nader toe te lichten. De gewraakte arbiter, partijen en de medearbiters worden in de gelegenheid gesteld binnen een door de Wrakingskamer te bepalen korte termijn schriftelijk te reageren op de kennisgeving van de wraking en op de nadere toelichting van de wrakende partij.

4.           Alvorens de Wrakingskamer over de gegrondheid van de wraking beslist, vindt een mondelinge behandeling plaats tijdens welke de gewraakte arbiter, partijen en de medearbiters in de gelegenheid worden gesteld mondeling te worden gehoord.

5.           Voor het overige wordt de wrakingsprocedure ten overstaan van de Wrakingskamer gevoerd op de wijze als door de Wrakingskamer voor de desbetreffende wraking is bepaald. De Wrakingskamer beslist zo spoedig mogelijk over de gegrondheid van de wraking. De Wrakingskamer beslist bij meerderheid van stemmen. De beslissing en de gronden daarvan worden op schrift gesteld.

6.           De op schrift gestelde beslissing van de Wrakingskamer wordt, met de gronden daarvan, door de voorzitter van de Wrakingskamer en bij diens ontstentenis door één van de andere leden van de Wrakingskamer ondertekend en wordt zo spoedig mogelijk door het Secretariaat van het Wrakingscomité aan partijen in de arbitrage, de gewraakte arbiter, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie en, als het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, aan de medearbiters toegezonden. De beslissing van de Wrakingskamer kan op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 3 van het Reglement worden gepubliceerd.

7.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan de Wrakingskamer tijdens of volgend op de mondelinge behandeling mondeling uitspraak doen als een zodanig spoedeisend belang bestaat dat een volledige schriftelijke uitwerking van de beslissing niet kan worden afgewacht. De mondelinge uitspraak omvat de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing. Zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen twee weken na de mondelinge uitspraak wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 6 een volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen gesteld. De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge uitspraak alsmede de datum van vaststelling van de schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

8.           In geval van misbruik van het wrakingsmiddel kan een Wrakingskamer bepalen dat een volgende wraking niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing van een Wrakingskamer melding gemaakt.

APPENDIX C – HET ARBITRAAL KORT GEDING

Artikel C1 – Arbitrageaanvraag

1.           Het arbitraal kort geding, zoals omschreven in artikel 41 van het Reglement, wordt aanhangig gemaakt door de indiening van een aanvraag voor arbitraal kort geding bij het NAI Secretariaat.

2.           Het arbitraal kort geding wordt geacht aanhangig te zijn op de dag van ontvangst van de aanvraag voor arbitraal kort geding door het NAI Secretariaat.

3.           De aanvraag bevat de gegevens genoemd in artikel 8 lid 2 onder (a), (b), (c), (d), (e), (f), (k) en (l) van het Reglement, de overeengekomen plaats van arbitrage, de overeengekomen taal van de arbitrage en een omschrijving van de gronden van de vordering en van die waaruit het spoedeisend belang als vereist in artikel 40 lid 1 onder (b) van het Reglement blijkt. Artikel 8 leden 3 en 4 van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing.

4.           Een afschrift van de aanvraag met eventuele stukken wordt door eiser direct en deugdelijk ter kennis gebracht van elke verweerder. Het bewijs van kennisgeving aan elke verweerder wordt uiterlijk op de zitting genoemd in artikel C6 in het geding gebracht.

Artikel C2 – Samenstelling van het scheidsgerecht

1.           Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie rechtstreeks een kortgedingarbiter die in arbitraal kort geding uitspraak zal doen. Als partijen bij overeenkomst een wijze van benoeming van het scheidsgerecht en/of een aantal arbiters hebben bepaald, wordt daaraan bij de benoeming van de kortgedingarbiter zoals bedoeld in de eerste volzin van dit lid geen gevolg gegeven, tenzij partijen met zo veel woorden hebben voorzien in een wijze van benoeming van een scheidsgerecht in een arbitraal kort geding.

2.           Elke handelingsbekwame, natuurlijke persoon kan tot arbiter in arbitraal kort geding worden benoemd. Geen persoon is om redenen van zijn of haar nationaliteit van benoeming tot arbiter in arbitraal kort geding uitgesloten. Artikel 13 leden 2, 3, 4, artikel 15 leden 2 onder (d) en 6, artikel 20, artikel 21, artikel 22 lid 2, artikel 23 en artikel 24 van het Reglement zijn onverminderd van toepassing. In de gevallen zoals bedoeld in artikel 22 lid 1 van het Reglement vindt benoeming van een nieuwe kortgedingarbiter plaats op de wijze zoals bepaald in lid 1.

3.           De benoeming van het scheidsgerecht overeenkomstig de in dit artikel bepaalde procedure geschiedt zo spoedig mogelijk nadat het arbitraal kort geding aanhangig is gemaakt.

Artikel C3 – Wijze van gedingvoering

1.           Op de wijze van gedingvoering in arbitraal kort geding zijn de bepalingen van artikel 25, artikel 27, artikel 28, de artikelen 33 tot en met 39 en artikel 43 van het Reglement van overeenkomstige toepassing.

2.           Als het scheidsgerecht van oordeel is dat de zaak onvoldoende spoedeisend is of te ingewikkeld is om in arbitraal kort geding te worden beslist, kan het op die grond de vordering geheel of gedeeltelijk afwijzen onder verwijzing van partijen naar arbitrage ten gronde. Als nog geen arbitraal geding ten gronde aanhangig is, kan dit ingevolge artikel 8 van het Reglement aanhangig worden gemaakt met inachtneming van het bepaalde in de zesde afdeling van het Reglement.

Artikel C4 – Beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht

Als verweerder een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wenst te doen, dient hij dit beroep te doen voor alle weren, te weten uiterlijk op de zitting genoemd in artikel C6 of, als voor die zitting een memorie wordt ingediend, uiterlijk in die memorie. Artikel 12 van het Reglement is van overeenkomstige toepassing.

Artikel C5 – Tegenvordering

Verweerder is gerechtigd een tegenvordering in arbitraal kort geding in te stellen. Het instellen van de tegenvordering geschiedt bij memorie, die uiterlijk ter zitting bedoeld in artikel C6 bij het scheidsgerecht wordt ingediend onder gelijktijdige toezending dan wel overhandiging van afschriften daarvan aan eiser en toezending daarvan aan het NAI Secretariaat.

Artikel C6 – Zitting

Het scheidsgerecht bepaalt zo spoedig mogelijk de dag, het tijdstip en de plaats van de zitting alsmede de wijze waarop de zitting in arbitraal kort geding plaatsvindt en deelt deze gegevens onmiddellijk aan partijen mee. Indiening van memories vindt slechts plaats wanneer het scheidsgerecht dit bepaalt, onverminderd het bepaalde in artikel C4 en artikel C5. Artikel 32 lid 2 van het Reglement is van overeenkomstige toepassing.

Artikel C7 – Kosten

1.           De bepalingen van de zesde afdeling van het Reglement zijn op het arbitraal kort geding van toepassing met dien verstande dat de administratiekosten en het voorschot moeten zijn ontvangen respectievelijk gestort voorafgaand aan de zitting bedoeld in artikel C6. In geval van een tegenvordering ingediend ter zitting dient dit te geschieden zo spoedig mogelijk na afloop van die zitting.

2.           Het scheidsgerecht is bevoegd de behandeling ter zitting op te schorten dan wel zijn uitspraak aan te houden als door één van partijen niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van lid 1 is voldaan. Als een partij na één enkele aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet binnen de door dit lid gestelde termijn aan haar betalingsverplichting uit hoofde van lid 1 heeft voldaan, wordt zij geacht haar (tegen)vordering(en) te hebben ingetrokken. De desbetreffende partij wordt op grond van deze intrekking niet belet dezelfde (tegen)vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.

Artikel C8 – Vonnis

1.           Het scheidsgerecht zal binnen twee weken na de laatste zitting zoals bedoeld in artikel C6 vonnis wijzen. In alle gevallen wordt het vonnis met bekwame spoed gewezen. Behoudens deze bepaling is de vijfde afdeling van het Reglement van overeenkomstige toepassing.

2.           Onverminderd enige bepaling van het toepasselijk dwingend arbitragerecht, kan het scheidsgerecht tijdens of volgend op de zitting een mondelinge uitspraak doen als een zodanig spoedeisend belang bestaat dat een volledige schriftelijke uitwerking van de uitspraak niet kan worden afgewacht.

3.           Het in lid 2 bedoelde vonnis, geldt als een arbitraal vonnis, waarop de bepalingen van de vijfde en zesde afdeling van het Reglement van toepassing zijn, met dien verstande dat het vonnis, in afwijking van het bepaalde in artikel 50 van het Reglement, slechts de vereisten genoemd onder (e), (g), (h) en (i) dient te bevatten.

4.           Zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen twee weken na de mondelinge uitspraak zoals bedoeld in lid 2, wordt met inachtneming van de eisen opgenomen in artikel 49 lid 3 en artikel 50 lid 1 onder (a) tot en met (i) van het Reglement, een volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen gesteld op de wijze zoals voorzien in artikel 49 en artikel 52 van het Reglement.

5.           De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge uitspraak alsmede de datum van vaststelling van de schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

APPENDIX D – SPOEDBODEMARBITRAGE

Artikel D1 – Toepasselijkheid

1.           De in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage is van toepassing als:

(a)          de overeenkomst(en) tot arbitrage strekkende tot arbitrage door of bij het NAI of volgens het Reglement op of na 1 maart 2024 is dan wel zijn gesloten;

(b)          het in de arbitrageaanvraag door eiser gevorderde in totaal niet meer dan € 1.000.000 beloopt; en

(c)          partijen de toepassing van de regeling voor spoedbodemarbitrage niet hebben uitgesloten.

2.           Partijen kunnen, ook als niet is voldaan aan het bepaalde in lid 1, schriftelijk overeenkomen dat de in het Reglement en Appendix D opgenomen regeling betreffende spoedbodemarbitrage van toepassing is.

Artikel D2 – Arbitrageaanvraag

Een spoedbodemarbitrage wordt aanhangig gemaakt door indiening van een arbitrageaanvraag bij het NAI Secretariaat waarop de tweede afdeling van het Reglement van toepassing is.

Artikel D3 – Korte antwoord

Het NAI Secretariaat zal verweerder uitnodigen om, binnen veertien dagen na verzending van de uitnodiging daartoe, het korte antwoord in te dienen waarop de tweede afdeling van het Reglement van toepassing is. Bij de uitnodiging vermeldt het NAI Secretariaat dat de regeling betreffende de spoedbodemarbitrage wordt gevolgd. Eiser ontvangt de mededeling dat de regeling betreffende de spoedbodemarbitrage wordt gevolgd tegelijk met een afschrift van de uitnodiging zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 van het Reglement.

Artikel D4 – Samenstelling van het scheidsgerecht

1.           Het scheidsgerecht zal uit één arbiter bestaan. Als partijen bij overeenkomst een wijze van samenstelling van het scheidsgerecht en/of een aantal arbiters hebben bepaald, wordt daaraan bij de benoeming van een arbiter in spoedbodemarbitrage geen gevolg gegeven, tenzij één partij in de arbitrageaanvraag dan wel het korte antwoord vasthoudt aan een (eerder) overeengekomen andersluidend aantal arbiters dan wel partijen in hun overeenkomst specifiek voor de spoedbodemarbitrage in het aantal arbiters en/of in een wijze van benoeming van een scheidsgerecht in spoedbodemarbitrage hebben voorzien.

2.           Met het oog op de samenstelling van het scheidsgerecht in de spoedbodemarbitrage zendt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan elk van partijen een gelijkluidende lijst met namen van drie personen die voor benoeming tot arbiter in aanmerking komen. Een partij kan op de lijst de namen van personen schrappen tegen wie bij deze partij overwegende bezwaren bestaan en de overblijvende namen in de volgorde van haar voorkeur nummeren, en zal deze lijst binnen vier dagen na verzending aan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie retourneren. Niet wordt verlangd dat een partij een afschrift van de lijst aan de wederpartij toestuurt. Heeft het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een lijst niet binnen vier dagen van een partij terugontvangen, dan wordt aangenomen dat alle daarop voorkomende personen voor die partij gelijkelijk als arbiter aanvaardbaar zijn.

3.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie nodigt, met inachtneming van de eventueel door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren, personen voorkomend op de lijst uit om als arbiter op te treden. Op basis van de door partijen geuite voorkeuren en/of bezwaren benoemt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie vervolgens een arbiter.

4.           Als uit de door partijen teruggezonden lijsten blijkt dat op de lijst onvoldoende personen voorkomen die voor ieder der partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, dan wel een persoon de uitnodiging van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie om als arbiter op te treden niet wil of kan aannemen dan wel om andere redenen blijkt niet als arbiter te kunnen optreden en onvoldoende personen zijn overgebleven die voor elk van partijen als arbiter aanvaardbaar zijn, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie overgaan tot rechtstreekse benoeming van een persoon die niet was vermeld op de aan partijen verstrekte lijst.

5.           De samenstelling van het scheidsgerecht overeenkomstig de in dit artikel bepaalde procedure vindt plaats binnen een maand nadat de spoedbodemarbitrage aanhangig is gemaakt.

6.           Artikel 13, artikel 15 leden 3, 5, 6 en 7, artikel 20, artikel 21, artikel 22 lid 2, artikel 23 en artikel 24 van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de spoedbodemarbitrage. In het geval bedoeld in artikel 22 lid 1 van het Reglement wordt een nieuwe arbiter benoemd op de wijze zoals voorzien in leden 1, 2, 3, 4 en 5.

Artikel D5 – Regiezitting en bepaling van procesorde

Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, bepaalt het scheidsgerecht in overleg met partijen, binnen vier dagen na zijn samenstelling het tijdstip, de wijze en vorm voor een regiezitting. De regiezitting wordt georganiseerd om het scheidsgerecht in staat te stellen een tijdschema en een procesorde vast te stellen. De regiezitting wordt in elektronische vorm gehouden en vindt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen veertien dagen na de datum van samenstelling van het scheidsgerecht, plaats, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Voor het overige is artikel 26 van het Reglement van toepassing voor zover de aard van de spoedbodemarbitrage zich niet tegen toepassing verzet.

Artikel D6 – De procedure

1.           Behoudens andersluidende afspraken tussen partijen en het scheidsgerecht, mogen partijen elk één schriftelijk stuk indienen: eiser een memorie van eis en verweerder een memorie van antwoord. Eiser is gerechtigd zich te verweren tegen een tegenvordering, hetgeen geschiedt bij een memorie van antwoord betreffende de tegenvordering.

2.           De eerste afdeling, artikel 11, artikel 12, de artikelen 20 tot en met 25, artikel 27, artikel 28, de artikelen 33 tot en met 39, artikel 40 lid 1, artikel 43, artikel 44, artikel 45 en de zevende afdeling van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de spoedbodemarbitrage.

3.           Als bij een vermeerdering van een vordering ingevolge artikel 33 het totale geldelijk belang van de vordering(en) en tegenvordering(en) € 1.000.000 of meer beloopt, blijft het scheidgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door haar gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.

Artikel D7 – Tegenvordering

1.           Verweerder is gerechtigd een tegenvordering in de spoedbodemarbitrage in te stellen. Het instellen van de tegenvordering geschiedt uiterlijk bij memorie van antwoord.

2.           Als met het instellen van een tegenvordering het totale geldelijk belang van de (tegen)vorderingen € 1.000.000 of meer beloopt, blijft het scheidgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door haar gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.

3.           Als bij een vermeerdering van een tegenvordering ingevolge artikel 33 het totale geldelijk belang van de vorderingen(en) en tegenvordering(en) € 1.000.000 of meer beloopt, blijft het scheidgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door haar gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.

Artikel D8 – Zitting

1.           In de spoedbodemarbitrage zal slechts één zitting worden gehouden zoals bedoeld in artikel 32 van het Reglement, tenzij partijen en het scheidsgerecht anders overeenkomen.

2.           De zitting vindt plaats in elektronische vorm, tenzij partijen en het scheidsgerecht anders overeenkomen of het scheidsgerecht daartoe anders beslist.

Artikel D9 – Beslissing over behandeling van geschil in spoedbodemarbitrage

Op grond van uitzonderlijke omstandigheden kunnen partijen gezamenlijk en/of kan het scheidsgerecht het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie verzoeken te beslissen dat de zaak niet geschikt is om te worden beslist in een spoedbodemarbitrage. Als het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie beslist dat de zaak daartoe niet geschikt is, dan wordt de zaak als bodemarbitrage voortgezet. In dat geval blijft het scheidsgerecht bevoegd, tenzij één van de partijen in dat geval vasthoudt aan het oorspronkelijk overeengekomen andersluidend aantal arbiters. Alsdan nodigt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie partijen zo nodig uit om binnen de door dit lid gestelde termijn elk één of meer arbiters voor te dragen. De ingevolge artikel D4 en artikel 15 lid 3, dan wel artikel 15 lid 2 onder (d), van het Reglement benoemde arbiter wordt in dat geval als voorzitter aangewezen.

Artikel D10 – Kosten

1.           De bepalingen van de zesde afdeling van het Reglement zijn van toepassing op een spoedbodemarbitrage, met dien verstande dat de administratiekosten en het voorschot moeten zijn ontvangen respectievelijk gestort voorafgaand aan de in artikel D5 bedoelde regiezitting.

2.           Het scheidsgerecht is bevoegd de behandeling van de zaak op te schorten dan wel zijn uitspraak aan te houden als door één van partijen niet aan haar verplichtingen uit hoofde van lid 1 is voldaan. Als een partij na één enkele aanmaning door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie niet binnen de door dit lid gestelde termijn aan haar betalingsverplichting uit hoofde van lid 1 heeft voldaan, wordt zij geacht haar (tegen) vordering(en) te hebben ingetrokken. Deze partij wordt op grond van deze intrekking niet belet dezelfde (tegen)vordering(en) op een later tijdstip in een andere procedure opnieuw in te stellen.

Artikel D11 – Vonnis

1.           Het scheidsgerecht zal binnen vijf maanden na de regiezitting uitspraak doen. In alle gevallen wordt het vonnis met bekwame spoed gewezen.

2.           De vijfde afdeling en artikel 7 lid 3 van het Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de spoedbodemarbitrage.

APPENDIX E – SAMENVOEGING VAN ARBITRALE GEDINGEN

Artikel E1 – Verzoek tot samenvoeging

Een verzoek tot samenvoeging zoals bedoeld in artikel 44 van het Reglement wordt schriftelijk bij het NAI Secretariaat ingediend. Het NAI Secretariaat zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verzoek aan alle partijen en, als benoemd, de arbiters. Ieder van de aanhangige arbitrale gedingen kan vanaf de dag van ontvangst van het verzoek door het scheidsgerecht worden geschorst.

Artikel E2 – Aanwijzing samenvoegingsderde

1.           De samenvoegingsderde zal als volgt worden aangewezen. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie nodigt partijen uit binnen veertien dagen gezamenlijk een samenvoegingsderde voor te dragen, welke voordracht wordt gevolgd door aanwijzing door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie. Als partijen binnen deze termijn geen samenvoegingsderde hebben voorgedragen, zal het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie rechtstreeks een samenvoegingsderde aanwijzen.

2.           Tenzij alle partijen anders zijn overeengekomen, zal geen van de arbiters in de arbitrale gedingen waarvan samenvoeging wordt verzocht, worden aangewezen als samenvoegingsderde.

3.           Op de voordracht door partijen dan wel de rechtstreekse aanwijzing door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie van de samenvoegingsderde zijn artikel 13, artikel 15 leden 5 en 6 en artikel 20 tot en met artikel 24 van het Reglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel E3 – Vereisten

Samenvoeging kan worden gelast voor zover:

(a)          zij geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden; en

(b)          tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

Artikel E4 – Beslissing

De samenvoegingsderde kan nadat hij alle partijen en, als benoemd, de arbiters in de gelegenheid heeft gesteld hun mening kenbaar te maken, het verzoek toewijzen dan wel afwijzen. De beslissing wordt door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie aan alle partijen en de betrokken scheidsgerechten medegedeeld.

Artikel E5 – Scheidsgerecht na samenvoeging

1.           Als de samenvoegingsderde samenvoeging beveelt, dragen partijen in onderling overleg de kandidaat-arbiter(s) voor het samengevoegde geding voor, welke voordracht wordt gevolgd door benoeming door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie ingevolge artikel 15 lid 3 van het Reglement. Als partijen over de voordracht van het scheidsgerecht binnen de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie gestelde termijn geen overeenstemming hebben bereikt, draagt de samenvoegingsderde de kandidaat-arbiter(s) voor het samengevoegde geding voor, welke voordracht ingevolge artikel 15 lid 3 van het Reglement wordt gevolgd door benoeming tot arbiter(s) door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie. Artikel 13, artikel 14 en artikel 15 van het Reglement zijn daarop van overeenkomstige toepassing. Op het samengevoegde arbitrale geding is het Reglement onverminderd van toepassing.

2.           Met de benoeming van de arbiter(s) in het samengevoegde geding worden de arbiter(s) die niet opnieuw worden benoemd in het samengevoegde geding van hun opdracht ontheven. De samenvoegingsderde stelt, in overleg met het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie, zo nodig met inachtneming van het bepaalde in artikel 58 van het Reglement de beloning vast voor de door deze arbiter(s) verrichte werkzaamheden.

APPENDIX F – KOSTEN VAN DE ARBITRAGE

Artikel F1 – Het geldelijk belang van de vorderingen

1.           Op grond van de informatie in de arbitrageaanvraag en/of het korte antwoord maakt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een voorlopige inschatting van het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en), waaronder begrepen voorwaardelijke (tegen)vordering(en), teneinde de administratiekosten en de hoogte van het voorschot vast te kunnen stellen. Daarbij wordt ook een inschatting gemaakt van het geldelijk belang van vorderingen van onbepaalde waarde.

2.           Als de informatie over het geldelijk belang van de (tegen) vordering(en) ontbreekt in de arbitrageaanvraag en/of in het korte antwoord dan wel als naar het oordeel van het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de door een partij gemaakte inschatting kennelijk te laag is, heeft het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie een discretionaire bevoegdheid om het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) vast te stellen.

3.           Als gedurende de procedure blijkt dat het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) hoger is dan aanvankelijk aangenomen, kan het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie het geldelijk belang opnieuw vaststellen.

Artikel F2 – Administratiekosten

1.         De administratiekosten worden berekend op grond van het geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) en onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel A.

Tabel A – Administratiekosten excl. btw

tot      25.000,-: € 660,-
van   25.000,-tot   50.000,-: 0,60%
van   50.000,-tot   75.000,-: 0,96%
van   75.000,-tot  100.000,-: 0,85%
van  100.000,-tot  150.000,-: 0,45%
van  150.000,-tot  200.000,-: 0,025%
van  200.000,-tot  500.000,-: 0,167%
van  500.000,-tot 1.000.000,-: 2,40%
van 1.000.000,-tot 2.000.000,-: 0,50%
van 2.000.000,-tot 5.000.000,-: 0,167%
van 5.000.000,-tot 10.000.000,-: 0,13%
van 10.000.000,-tot 20.000.000,-: 0,085%
van 20.000.000,-tot 30.000.000,-: 0,04%
van 30.000.000,-tot 40.000.000,-: 0,07%
van 40.000.000,-tot 50.000.000,-: 0,065%
van 50.000.000,-tot 75.000.000,-: 0,034%
van 75.000.000,-tot100.000.000,-: 0,01%
van100.000.000,-tot250.000.000,-: 0,005%
van250.000.000,-       :€ 75.000,-

2.           Na ontvangst van de arbitrageaanvraag stelt het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie de administratiekosten zo spoedig mogelijk vast en stuurt eiser daarvoor een factuur.

3.           Bij indiening van een tegenvordering is verweerder administratiekosten verschuldigd. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie stelt de administratiekosten zo spoedig mogelijk vast en stuurt verweerder daarvoor een factuur.

4.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan de administratiekosten zoals bedoeld in artikel 57 lid 3 van het Reglement verhogen bij een vermeerdering van een (tegen)vordering, nieuwe (tegen)vordering(en) of bij een aanpassing van het geldelijk belang overeenkomstig artikel F1 lid 3. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie zal dan de administratiekosten opnieuw vaststellen en daarvoor een (aanvullende) factuur sturen.

5.           Bij intrekking van een arbitrageaanvraag of (tegen) vordering(en) dan wel een vermindering van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) blijven de administratiekosten verschuldigd en vindt daarvan geen restitutie plaats.

Artikel F3 – Het honorarium, de verschotten van de arbiter(s) en het voorschot

1.           Het uurtarief van de arbiter(s) wordt op grond van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) vastgesteld overeenkomstig onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel B.

Tabel B – Uurtarieven arbiter excl. btw

Totaal geldelijk belang (€)Uurtarief arbiter (€)
(Spoed)bodemKort Geding
 0 – 50.000175225
 50.001 – 100.000200250
100.001 – 200.000225275
200.001 – 500.000225275
500.001 – 1.000.000300350
1.000.001 – 2.000.000325375
2.000.001 – 5.000.000375425
5.000.001 – 10.000.000400450
10.000.001 – 20.000.000425475
20.000.001 – 30.000.000475525
30.000.001 – 40.000.000525575
40.000.001 – 50.000.000550575
50.000.001 – 75.000.000550575
75.000.001 – 100.000.000550575
100.000.001 – 250.000.000550575
250.000.001 – 500.000.000550575
meer dan 500.000.000550575

2.           De hoogte van het voorschot wordt vastgesteld door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie op grond van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en), de toepasselijke uurtarieven en de te verwachte werkzaamheden en verschotten van het scheidsgerecht.

3.           Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie hanteert bij de vaststelling zoals genoemd in lid 2 onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel C. Het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie kan van de onderstaande uitgangspunten afwijken als de complexiteit van het geding dit meebrengt.

Tabel C – Uitgangspunten voor voorschotten incl. eventuele btw

Totaal geldelijk belang (€)Uitgangspunt bij 1 arbiter (€)Uitgangspunt bij 3 arbiters (€)
 0 – 50.0008.75022.000
50.001 – 100.00011.50025.000
100.001 – 200.00013.50028.000
200.001 – 500.00014.50033.750
500.001 – 1.000.00020.00050.000
1.000.001 – 2.000.00023.00058.500
2.000.001 – 5.000.00030.00075.000
5.000.001 – 10.000.00043.00098.500
10.000.001 – 30.000.00048.000120.000
30.000.001 – 50.000.00062.000153.000
50.000.001 – 100.000.00067.000168.000
100.000.001 – 250.000.00070.500173.000
250.000.001 – 500.000.00079.000185.500
meer dan 500.000.00090.000225.000

4. Voor de uurtarieven van door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie benoemde secretarissen hanteert het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie onderstaande, door het Bestuur vastgestelde, Tabel D.

Tabel D – Uurtarieven secretaris excl. btw

Totaal geldelijk belang (€)Uurtarief secretaris (€)
 0 – 50.000100
 50.001 – 100.000100
100.001 – 200.000100
200.001 – 500.000100
500.001 – 1.000.000150
1.000.001 – 2.000.000150
2.000.001 – 5.000.000150
5.000.001 – 10.000.000175
10.000.001 – 20.000.000175
20.000.001 – 30.000.000175
30.000.001 – 40.000.000175
40.000.001 – 50.000.000190
50.000.001 – 75.000.000190
75.000.001 – 100.000.000225
100.000.001 – 250.000.000225
250.000.001 – 500.000.000225
meer dan 500.000.000300

5.           Het NAI is niet gehouden tot enige betaling van kosten die niet door een in depot gehouden voorschot zijn gedekt. De in artikel 58 lid 2 van het Reglement genoemde kosten van de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie benoemde secretaris, de door het scheidsgerecht benoemde deskundige, technische bijstand of tolk worden bij voorrang uit het voorschot voldaan.

6.           Over het bedrag van het gestorte voorschot wordt geen rente vergoed. Eventuele negatieve rente kan door het NAI ten laste van het voorschot worden gebracht.

7.           Als een arbiter op grond van artikel 21 leden 1, 2, 3 en 4, artikel 23 lid 6 van het Reglement of artikel E5 lid 2 voorafgaand aan het laatste eindvonnis van zijn opdracht is ontheven dan wel als vóór het laatste eindvonnis de opdracht van het scheidsgerecht is beëindigd, is, met uitzondering van gevallen zoals bedoeld in artikel 21 lid 5 van het Reglement, het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie discretionair bevoegd op verzoek van de desbetreffende arbiter(s) ten laste van partijen een vergoeding vast te stellen voor het honorarium en de verschotten van de arbiter(s).

8.           Bij intrekking van een arbitrageaanvraag of (tegen) vordering(en) dan wel een vermindering van het totale geldelijk belang van de (tegen)vordering(en) blijft de door het verantwoordelijk lid van de NAI Casemanagementcommissie vast te stellen of vastgestelde vergoeding verschuldigd.